Verandert God van gedachten?
Verandert God van gedachten?
DE Bijbel zegt over God: „Bij hem is geen verandering van het keren van de schaduw.” En God zelf zei geruststellend: „Ik ben Jehovah; ik ben niet veranderd” (Jakobus 1:17; Maleachi 3:6). Jehovah God is dus niet te vergelijken met personen die men het moeilijk naar de zin kan maken en van wie men ook niet op aan kan omdat ze constant van gedachten veranderen.
Sommige Bijbellezers vragen zich echter af of God niet toch weleens van gedachten is veranderd. Om een paar voorbeelden te noemen: Eens heeft hij christenen de macht gegeven om wonderen te verrichten, nu doet hij dat niet meer. In vroeger tijden heeft hij polygamie getolereerd, nu staat hij dat niet meer toe. Onder de mozaïsche wet eiste hij het onderhouden van de sabbat, nu eist hij dat niet meer. Bewijzen die voorbeelden niet dat God toch veranderd is?
Allereerst kunnen we er zeker van zijn dat God zijn maatstaven van liefde en gerechtigheid nooit verandert. Ook zijn „eeuwige voornemen” om de mensheid door middel van zijn koninkrijk te zegenen, is nooit veranderd (Efeziërs 3:11). Maar net zoals u anders kunt gaan denken over iemand die u door zijn gedrag constant teleurstelt, verandert ook Jehovah als reactie op veranderende omstandigheden.
Verder verandert God zijn instructies voor zijn aanbidders naargelang van hun situatie en behoeften. Dat hoeft ons niet te verbazen. Neem bijvoorbeeld wat een goede gids zou doen als hij gevaar ziet naderen. Hij zou zijn groep een andere weg laten nemen, zodat ze
geen gevaar lopen. Maar dat wil niet zeggen dat hij van gedachten veranderd is ten aanzien van het doel van de reis. Laten we daarom eens stilstaan bij de drie genoemde voorbeelden, die sommigen moeilijk te begrijpen vinden.Waarom kwam er een eind aan de wonderen?
Waarom gaf God aan sommige eerste-eeuwse christenen de macht om wonderen te doen? U weet misschien dat toen Israël zijn uitverkoren volk was, hij vaak door middel van wonderen bewees dat hij met hen was. Via Mozes gebruikte hij zijn ontzagwekkende macht om de Israëlieten uit Egypte te bevrijden en hen door de woestijn heen in het beloofde land te brengen. Jammer genoeg gaven de Israëlieten er steeds opnieuw blijk van geen geloof in hem te stellen. Toen Jehovah Israël ten slotte verwierp en de christelijke gemeente oprichtte, gaf hij de apostelen en anderen de macht om wonderen te doen. De apostelen Petrus en Johannes bijvoorbeeld genazen een man die vanaf zijn geboorte kreupel was, en Paulus wekte een jonge man tot leven (Handelingen 3:2-8; 20:9-11). De wonderen die ze deden, droegen ertoe bij dat het christendom in veel landen vaste voet kreeg. Waarom kwam er dan een eind aan die wonderen?
Paulus legde dat uit door middel van een illustratie: „Toen ik een klein kind was, placht ik als een klein kind te spreken, als een klein kind te denken, als een klein kind te overleggen; nu ik echter een man ben geworden, heb ik de trekken van een klein kind weggedaan” (1 Korinthiërs 13:11). Net zoals ouders een klein kind anders behandelen dan een volwassen zoon of dochter, ging Jehovah de christelijke gemeente anders behandelen toen ze niet langer een „klein kind” was. Paulus legde uit dat wonderbare gaven zoals het vermogen om in vreemde talen te spreken of om te profeteren ’weggedaan zouden worden’ (1 Korinthiërs 13:8).
Waarom werd polygamie toegestaan?
Jezus maakte duidelijk dat God de maatstaf voor het huwelijk vaststelde toen Hij tegen het eerste mensenpaar zei: „Een man [zal] zijn vader en zijn moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, en de twee zullen één vlees zijn” (Mattheüs 19:5). Het huwelijk moest een blijvende verbintenis zijn tussen twee personen. Maar tegen de tijd dat God de Israëlieten tot een natie organiseerde en hun de Wet gaf, was polygamie algemeen gebruikelijk geworden. Dus hoewel God polygamie niet in het leven had geroepen en er ook niet toe had aangemoedigd, heeft hij er in de Wet wel regels voor opgesteld. Toen de christelijke gemeente werd gevormd, werd polygamie in Gods Woord nadrukkelijk verboden (1 Timotheüs 3:2).
Jehovah God tolereert bepaalde dingen totdat het zijn tijd is om ze recht te zetten (Romeinen 9:22-24). Jezus maakte duidelijk dat Jehovah onjuiste gewoonten in verband met het huwelijk tijdelijk had getolereerd als een „concessie” aan Israël „met het oog op de hardheid van [hun] hart” (Mattheüs 19:8; Spreuken 4:18).
Waarom was het onderhouden van de sabbat tijdelijk?
God stelde een wekelijkse sabbatviering in nadat hij de Israëlieten uit Egypte had bevrijd. Later nam hij die op in hun nationale Wet (Exodus 16:22-30; 20:8-10). Paulus legde uit dat Jezus zichzelf als een slachtoffer heeft gegeven en ’de uit verordeningen bestaande Wet der geboden heeft tenietgedaan’ en ’het met de hand geschreven document heeft uitgewist’ (Efeziërs 2:15; Kolossenzen 2:14). Daarmee werd ook de sabbatswet „tenietgedaan” en „uitgewist”, want de Bijbel zegt verder: „Laat niemand u daarom oordelen inzake eten en drinken of met betrekking tot een feestdag of een viering van de nieuwe maan of van een sabbat” (Kolossenzen 2:16). Wat is eigenlijk de reden waarom God de Wet gaf, waartoe ook de sabbatswet behoorde?
Paulus schreef: „De Wet [is] onze leermeester geworden die tot Christus leidt.” En hij voegde eraan toe: „Nu het geloof gekomen is, staan wij niet meer onder een leermeester” (Galaten 3:24, 25). God veranderde niet van gedachten, maar hij gebruikte de sabbat als een tijdelijke regeling om mensen te leren dat ze geregeld de tijd moeten nemen om over geestelijke dingen te mediteren. Hoewel de sabbatswet tijdelijk was, wees ze vooruit naar de tijd dat de mensheid voor altijd rust zou hebben, voor altijd bevrijd zou zijn, van lichamelijke en geestelijke kwalen (Hebreeën 4:10; Openbaring 21:1-4).
Een betrouwbare en liefdevolle God
De bovenstaande Bijbelse voorbeelden laten zien dat Jehovah God inderdaad in verschillende tijden verschillende richtlijnen en instructies heeft gegeven. Maar dat betekent niet dat hij van gedachten veranderde. Nee, hij reageerde op de behoeften van zijn aanbidders onder uiteenlopende omstandigheden, en hij deed dat tot hun welzijn. Hetzelfde geldt voor deze tijd.
Omdat Jehovah zijn maatstaven niet verandert, weten we altijd wat we moeten doen om hem te behagen. Bovendien kunnen we er zeker van zijn dat alles wat hij heeft beloofd, uit zal komen. Jehovah zegt: „Al mijn welbehagen zal ik doen (...) Ik heb het geformeerd, ik zal het ook doen” (Jesaja 46:10, 11).
[Inzet op blz. 21]
God verandert zijn maatstaven van liefde en gerechtigheid nooit
[Inzet op blz. 22]
Paulus zei dat wonderbare gaven mettertijd ’weggedaan zouden worden’
[Inzet op blz. 23]
Het huwelijk moest een blijvende verbintenis zijn tussen twee personen