Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Ze handelde verstandig

Ze handelde verstandig

Volg hun geloof na

Ze handelde verstandig

ABIGAÏL zag de paniek in de ogen van de jonge man. Hij was doodsbang, en daar was alle reden voor. Er dreigde een groot gevaar. Ongeveer vierhonderd strijders waren op weg om elke manspersoon van het huis van Nabal, de man van Abigaïl, te doden. Wat was er gebeurd?

Het was allemaal met Nabal begonnen. Hij had zich hardvochtig en lomp gedragen, zoals gewoonlijk. Maar ditmaal had hij de verkeerde man beledigd: de geliefde aanvoerder van een loyale en goedgetrainde groep strijders. Nu kwam een van Nabals jonge werkers, misschien een herder, bij Abigaïl in de hoop dat zij een plan zou verzinnen om hen te redden. Maar wat kon één vrouw beginnen tegen een heel leger?

Laten we eerst eens iets meer over die bijzondere vrouw te weten komen. Wie was Abigaïl? Hoe was het tot deze crisis gekomen? En wat kunnen we van haar voorbeeld van geloof leren?

Ze ’had een goed doorzicht en was schoon van gestalte’

Abigaïl en Nabal pasten absoluut niet bij elkaar. Nabal had amper een betere vrouw kunnen kiezen, terwijl Abigaïl het nauwelijks slechter had kunnen treffen. Het is waar, de man had geld. Hij vond zichzelf daarom heel belangrijk, maar hoe dachten anderen over hem? Het is moeilijk een Bijbelse figuur te vinden over wie in nog verachtelijker termen wordt gesproken. Neem alleen al zijn naam: die betekent „Onverstandig” of „Verstandeloos”. We weten niet of zijn ouders hem die naam bij zijn geboorte hebben gegeven of dat het een bijnaam was die hij later kreeg. Hoe het ook zij, hij deed zijn naam eer aan. Nabal „was hardvochtig en zijn praktijken waren slecht”. Omdat hij een bullebak en een dronkaard was, werd hij alom gevreesd en gehaat (1 Samuël 25:2, 3, 17, 21, 25).

Abigaïl leek in niets op haar man. Haar naam betekent „Mijn vader heeft zich verheugd”. De meeste vaders zijn trots als ze een knappe dochter hebben, maar een verstandige vader is nog veel blijer als hij ziet dat zijn kind innerlijke schoonheid bezit. Maar al te vaak ziet iemand met een knap uiterlijk er niet de noodzaak van in eigenschappen als verstandigheid, wijsheid, moed en geloof te ontwikkelen. Dat gold niet voor Abigaïl. De Bijbel zegt dat ze ’een goed doorzicht had en schoon van gestalte was’ (1 Samuël 25:3).

Sommigen in deze tijd vragen zich misschien af waarom zo’n intelligente jonge vrouw met zo’n nietsnut trouwde. Bedenk dat veel huwelijken in Bijbelse tijden werden gearrangeerd. En zelfs als dat niet zo was, dan nog was de toestemming van de ouders heel belangrijk. Waren de ouders van Abigaïl voorstanders van dit huwelijk, of hadden ze het zelfs gearrangeerd, omdat ze onder de indruk waren van Nabals rijkdom en aanzien? Zagen ze zich er door armoede toe genoodzaakt? Nabals geld maakte hem in elk geval niet tot een goede echtgenoot.

Verstandige ouders zorgen ervoor dat ze hun kinderen een waardige kijk op het huwelijk meegeven. Ze dringen er niet bij hen op aan te trouwen om het geld en pushen hen ook niet om verkering te nemen als ze nog te jong zijn om de taken en verantwoordelijkheden van een volwassene op zich te nemen (1 Korinthiërs 7:36). Maar voor Abigaïl was het te laat om over die dingen na te denken. Ze was, om wat voor reden dan ook, met Nabal getrouwd en ze was vastbesloten het beste van haar situatie te maken.

’Hij voer tegen hen uit’

Nabal had Abigaïl zojuist in een moeilijker parket gebracht dan ooit. De man die hij beledigd had, was niemand minder dan David, de trouwe dienaar van Jehovah die door de profeet Samuël gezalfd was als teken dat God hem had uitgekozen om Saul als koning op te volgen (1 Samuël 16:1, 2, 11-13). Op de vlucht voor de jaloerse en moordzuchtige koning Saul verbleef David met zijn zeshonderd loyale strijders in de wildernis.

Nabal woonde in Maon maar werkte in het nabijgelegen Karmel *, waar hij waarschijnlijk ook grond bezat. De twee steden boden toegang tot grazig heuvelland dat geschikt was voor de teelt van schapen, waarvan Nabal er drieduizend had. Maar het gebied eromheen was woest. In het zuiden strekte zich de wildernis van Paran uit. In het oosten liep de route naar de Zoutzee door een verlaten woestenij vol ravijnen en grotten. In dat gebied voerden David en zijn mannen een verbeten strijd om te overleven, waarbij ze ongetwijfeld op voedsel jaagden en heel wat ontberingen leden. Vaak kwamen ze de jonge mannen tegen die als herders voor de rijke Nabal werkten.

Hoe behandelden die soldaten de herders? Gezien hun harde bestaan hadden ze zich makkelijk af en toe een schaap kunnen toe-eigenen, maar dat deden ze niet. Ze waren juist als een beschermende muur om Nabals kudden en knechten heen (1 Samuël 25:15, 16). Schapen en herders stonden aan heel wat gevaren bloot. In die tijd wemelde het van de roofdieren. En de zuidgrens van Israël was niet ver, dus werden ze geregeld door buitenlandse roversbenden en plunderaars aangevallen. *

Het moet een hele klus zijn geweest al die mannen in de wildernis van voedsel te voorzien. Dus stuurde David op een dag tien boden naar Nabal om zijn hulp in te roepen. David koos een goed moment uit. Het was de tijd dat de schapen werden geschoren, een tijd waarin mensen gewoonlijk gul en in feeststemming waren. David koos ook zijn woorden zorgvuldig: hij gebruikte beleefde taal en aanspreekvormen. Hij noemde zich zelfs „uw zoon David”, misschien uit respect voor het feit dat Nabal ouder was. Hoe reageerde Nabal? — 1 Samuël 25:5-8.

Hij was hevig verontwaardigd! Toen de jonge man die aan het begin genoemd werd, aan Abigaïl beschreef wat er was gebeurd, zei hij: ’Hij voer tegen hen uit.’ De vrekkige Nabal klaagde luidkeels over zijn kostbare brood, water en slachtvlees. Hij schilderde David schimpend af als een onbetekenend man en vergeleek hem met een weggelopen knecht. Het kan zijn dat Nabal dezelfde kijk op David had als Saul, die hem haatte. Geen van beide mannen had Jehovah’s kijk. God hield van David en bezag hem niet als een opstandige slaaf maar als de toekomstige koning van Israël (1 Samuël 25:10, 11, 14).

Toen Davids boden hem verslag uitbrachten, werd hij woedend. „Gordt ieder uw zwaard aan!”, beval hij. Nadat ook hij zich bewapend had, leidde hij vierhonderd van zijn mannen tot de aanval. Hij zwoer dat hij alle mannen van Nabals huis om zou brengen (1 Samuël 25:12, 13, 21, 22). Davids woede was begrijpelijk, maar de manier waarop hij die uitte, was verkeerd. De Bijbel zegt: „De gramschap van een man bewerkt niet Gods rechtvaardigheid” (Jakobus 1:20). Hoe zou Abigaïl haar huisgezin kunnen redden?

„Gezegend zij uw verstandigheid”

We hebben in zekere zin al gezien dat Abigaïl de eerste stap deed om dit verschrikkelijke onrecht te herstellen. In tegenstelling tot haar man, Nabal, bleek ze bereid te luisteren. De jonge knecht zei over Nabal: ’Hij is een te grote nietsnut om tot hem te spreken’ (1 Samuël 25:17). * Helaas had Nabal zo’n hoge dunk van zichzelf dat hij niet bereid was naar anderen te luisteren. Zo’n arrogantie zien we in deze tijd maar al te vaak. Maar de jonge man wist dat Abigaïl niet zo was, wat ongetwijfeld de reden was dat hij met zijn probleem bij haar kwam.

Abigaïl dacht snel na en kwam meteen in actie. „Terstond haastte Abigaïl zich”, lezen we. Viermaal wordt in dit verslag het werkwoord ’haasten’ in verband met haar gebruikt. Ze maakte een royaal geschenk voor David en zijn mannen klaar. Het omvatte brood, wijn, schapenvlees, geroosterd koren, rozijnenkoeken en vijgenkoeken. Abigaïl wist dus precies wat ze in huis had en kweet zich voortreffelijk van haar huishoudelijke plichten, zoals de bekwame vrouw die later in het boek Spreuken werd beschreven (Spreuken 31:10-31). Ze stuurde een paar van haar knechten met de levensmiddelen vooruit en kwam zelf achter hen aan. „Maar”, lezen we, „zij vertelde niets aan haar man Nabal” (1 Samuël 25:18, 19).

Betekende dit dat Abigaïl tegen het juiste gezag van haar man als hoofd in opstand kwam? Nee, absoluut niet. Nabal had een gezalfde dienstknecht van Jehovah slecht behandeld, iets wat waarschijnlijk de dood van veel onschuldige leden van zijn huisgezin tot gevolg zou hebben. Abigaïl zou weleens medeschuldig kunnen worden als ze niets deed. Hoe het ook zij, ze moest haar onderworpenheid aan God zwaarder laten wegen dan haar onderworpenheid aan haar man.

Niet veel later trof ze David en zijn mannen. Weer haastte ze zich, ditmaal om van de ezel af te stijgen en zich voor David te vernederen (1 Samuël 25:20, 23). Daarna stortte ze haar hart uit, waarbij ze vurig om barmhartigheid voor haar man en haar huisgezin pleitte. Wat maakte haar woorden doeltreffend?

Ze nam de schuld voor het probleem op zich en vroeg David haar persoonlijk te vergeven. Ze gaf realistisch toe dat haar man echt zo onverstandig was als zijn naam deed vermoeden, misschien om aan te geven dat het beneden Davids waardigheid zou zijn om zo’n man te straffen. Ze uitte haar vertrouwen in David als Jehovah’s vertegenwoordiger door te erkennen dat hij „de oorlogen van Jehovah” voerde. Ze gaf ook te kennen dat ze op de hoogte was van Jehovah’s belofte in verband met David en zijn koningschap, want ze zei dat Jehovah hem ’stellig tot leider over Israël zou aanstellen’. Bovendien drong ze er bij David op aan niets te doen waardoor hij bloedschuld op zich zou kunnen laden of wat later een „struikelblok” zou kunnen worden, waarmee ze kennelijk doelde op een bezwaard geweten (1 Samuël 25:24-31). Wat een vriendelijke, ontroerende woorden!

Hoe reageerde David? Hij aanvaardde de geschenken die Abigaïl had meegebracht en zei: „Gezegend zij Jehovah, de God van Israël, die u deze dag gezonden heeft om mij te ontmoeten! En gezegend zij uw verstandigheid, en gezegend zijt gij, die mij deze dag ervan afgehouden hebt in bloedschuld te geraken.” David prees haar omdat ze zich moedig naar hem toe had gehaast, en hij erkende dat ze hem ervan had weerhouden bloedschuld op zich te laden. „Ga in vrede op naar uw huis”, zei hij tegen haar, en hij voegde er nederig aan toe: „Ik heb naar uw stem geluisterd” (1 Samuël 25:32-35).

„Hier hebt gij uw slavin”

Nadat ze uit elkaar waren gegaan, kon Abigaïl die ontmoeting onmogelijk direct uit haar gedachten zetten; het contrast tussen de getrouwe, vriendelijke David en de bruut waarmee ze getrouwd was, moest haar wel zijn opgevallen. Maar ze bleef niet lang bij zulke gedachten stilstaan. We lezen: „Later kwam Abigaïl bij Nabal.” Nog even vastbesloten als altijd om zich zo goed mogelijk van haar rol als echtgenote te kwijten, keerde ze terug naar haar man. Ze moest hem vertellen over het geschenk dat ze David en zijn mannen gegeven had. Hij had er recht op dat te weten. Ze moest hem ook vertellen over het gevaar dat was afgewend — voordat hij het van iemand anders zou horen, wat een nog grotere schande zou zijn. Maar hij bleek niet aanspreekbaar. Hij was aan het feesten en was stomdronken (1 Samuël 25:36).

Ze gaf opnieuw blijk van moed en verstandigheid door tot de volgende ochtend te wachten, wanneer de wijn zou zijn uitgewerkt. Hij zou dan nuchter genoeg zijn om te begrijpen wat ze te vertellen had, maar kon ook gevaarlijker zijn omdat hij in een slecht humeur was. Toch ging ze naar hem toe en vertelde hem het hele verhaal. Ze verwachtte ongetwijfeld dat hij in woede zou uitbarsten en misschien zelfs gewelddadig zou worden. Maar hij bleef roerloos zitten (1 Samuël 25:37).

Wat mankeerde hem? „Zijn hart bestierf het in zijn binnenste, en hijzelf werd als een steen.” Misschien had hij een beroerte gekregen. Maar zijn einde kwam tien dagen later, en niet louter om medische redenen. ’Jehovah sloeg Nabal, zodat hij stierf’ (1 Samuël 25:38). Met die verdiende terechtstelling kwam er een eind aan de lange nachtmerrie van Abigaïls huwelijk. Hoewel Jehovah tegenwoordig niet meer ingrijpt door personen op miraculeuze wijze terecht te stellen, herinnert dit verslag ons er wel aan dat geen enkele vorm van huiselijk geweld of tiranniek optreden hem ontgaat. Op zijn tijd zal hij de zaken altijd rechtzetten.

Abigaïl was niet alleen verlost van een slecht huwelijk; er stond haar nog een zegen te wachten. Toen David hoorde dat Nabal gestorven was, stuurde hij boden om haar ten huwelijk te vragen. „Hier hebt gij uw slavin tot dienstmaagd,” antwoordde ze, „om de voeten van de knechten van mijn heer te wassen.” Ze was duidelijk niet veranderd door het vooruitzicht Davids vrouw te worden. Ze bood zelfs aan een dienstmeisje van zijn knechten te worden! Daarna lezen we opnieuw dat ze zich haastte, ditmaal om zich klaar te maken om naar David toe te gaan (1 Samuël 25:39-42).

De geschiedenis eindigde niet als een sprookje: Abigaïls leven met David zou niet altijd over rozen gaan. David was al getrouwd met Ahinoam, en polygamie stelde getrouwe vrouwen in die tijd ongetwijfeld voor bijzondere problemen. * En David was nog geen koning; er moesten nog heel wat hindernissen en moeilijkheden overwonnen worden voordat hij Jehovah in die functie diende. Maar terwijl Abigaïl een hulp en een steun voor David bleef en hem ten slotte een zoon baarde, kwam ze er steeds meer achter dat ze een man had die haar waardeerde en beschermde. Bij één gelegenheid bevrijdde hij haar zelfs van kidnappers! (1 Samuël 30:1-19) David volgde daarmee Jehovah God na, die liefde en waardering koestert voor zulke verstandige, moedige en getrouwe vrouwen.

[Voetnoten]

^ ¶13 Dit was niet de beroemde berg Karmel helemaal in het noorden maar een stad aan de rand van de zuidelijke wildernis.

^ ¶14 Waarschijnlijk bezag David het als een dienst voor Jehovah God om de plaatselijke landeigenaars en hun kudden te beschermen. In die dagen was het Jehovah’s wil dat de nakomelingen van Abraham, Isaäk en Jakob in dat land woonden. Het beschermen van het land tegen buitenlandse invallers en roversbenden was daarom een vorm van heilige dienst.

^ ¶19 De uitdrukking die de jonge man gebruikte, betekent letterlijk „zoon van belial (waardeloosheid)”. Andere vertalingen van dit Bijbelgedeelte beschrijven Nabal als een man „die zich niets laat zeggen” of bevatten de conclusie „er valt niet met hem te praten”.

[Illustratie op blz. 19]

In tegenstelling tot haar man kon Abigaïl goed luisteren

[Illustratie op blz. 20]

Door met David te spreken toonde Abigaïl nederigheid, moed en verstandigheid