Wist u dit?
Wist u dit?
Wie was „de tempelhoofdman” en wat was zijn functie?
„De tempelhoofdman” was een van de Joodse religieuze leiders die ervoor hadden gezorgd dat de apostelen Petrus en Johannes tijdens de prediking werden gearresteerd (Handelingen 4:1-3). In de Bijbel wordt geen beschrijving van zijn verantwoordelijkheden gegeven, maar er zijn enkele historische bronnen die wat interessante achtergrondinformatie verschaffen.
Het schijnt dat die officiële positie in de tijd van Jezus werd bekleed door een priester die na de hogepriester de hoogste rang innam. De tempelhoofdman handhaafde de orde in en rond de tempel in Jeruzalem. Hij had de leiding over de aanbidding in de tempel en over een eenheid die wel de tempelpolitie kan worden genoemd. Ondergeschikte hoofdmannen hielden toezicht op de wachters die de tempelpoorten ’s morgens openden en ’s avonds sloten, ervoor zorgden dat niemand verboden terrein betrad en de schatkist van de tempel bewaakten.
De priesters en levieten die in de tempel werkten, waren georganiseerd in 24 afdelingen, die bij toerbeurt tweemaal per jaar een week dienst verrichtten. Vermoedelijk had elke afdeling een eigen hoofdman (1 Kronieken 24:1-18).
Zulke tempelhoofdmannen bezaten veel macht. Zo lezen we dat ze samen met de overpriesters een complot smeedden om Jezus ter dood te brengen en ze gebruikten de mensen die onder hun commando stonden om Jezus te laten arresteren (Lukas 22:4, 52).
In Mattheüs 3:4 staat dat Johannes de Doper „sprinkhanen en wilde honing” at. Was het in die tijd gebruikelijk om sprinkhanen te eten?
Sommigen twijfelen eraan of Johannes wel echt insecten heeft gegeten en beweren dat Mattheüs het had over de peulen van de johannesbroodboom, over wilde vruchten of zelfs over allerlei vissen. Maar met het Griekse woord dat Mattheüs gebruikte wordt een sprinkhanenfamilie aangeduid die tegenwoordig bekendstaat als Acrididae. De meest voorkomende sprinkhaan in Israël was de woestijnsprinkhaan. Van deze soort is bekend dat ze verwoestende zwermen vormen (Joël 1:4, 7; Nahum 3:15).
Volken als de Assyriërs en de Ethiopiërs uit de oudheid beschouwden sprinkhanen als een delicatesse. In deze tijd zijn er bedoeïenen en Jemenitische Joden die nog altijd sprinkhanen eten. In Israël werden sprinkhanen als voedsel voor de armen gezien. Na het verwijderen van de kop, de poten en het achterlijf, bleef het borststuk over, en dat werd rauw, geroosterd of zongedroogd gegeten. Soms werden de sprinkhanen gezouten of in azijn of honing geweekt. De historicus Henri Daniel-Rops zegt dat ze een beetje als garnalen smaken.
Omdat Johannes in de wildernis predikte, kon hij waarschijnlijk makkelijk aan sprinkhanen komen (Markus 1:4). Aangezien deze insecten voor zo’n 75 procent uit eiwit bestaan, vormden sprinkhanen met wilde honing een zeer voedzame maaltijd.
[Illustratie op blz. 28]
Assyrische bedienden die sprinkhanen en granaatappels dragen
[Verantwoording]
From the book Discoveries Among the Ruins of Nineveh and Babylon (1853)