’Uw koninkrijk zal stellig bestendig zijn’
Nader dicht tot God
’Uw koninkrijk zal stellig bestendig zijn’
IN DE loop van de geschiedenis zijn veel menselijke heersers uit hun ambt gezet. Sommige zijn weggestemd, terwijl andere met geweld afgezet zijn. Hoe staat het met Jezus Christus, de Koning van Gods hemelse koninkrijk? Zou iets zijn heerschappij als Gods aangestelde Koning kunnen verhinderen? Het antwoord ligt opgesloten in Jehovah’s woorden tot koning David van het oude Israël die in 2 Samuël hoofdstuk 7 opgetekend staan.
Als het hoofdstuk begint, lezen we dat David het gênant vindt dat hij, die toch niet meer is dan een menselijke koning, in een prachtig paleis woont terwijl de ark van God in een bescheiden tent verblijft. * David geeft de wens te kennen een waardig huis, een tempel, voor Jehovah te bouwen (vers 2). Maar niet David zal het huis bouwen. Via de profeet Nathan vertelt Jehovah David dat een zoon van hem de tempel zal bouwen (vers 4, 5, 12, 13).
Jehovah is geroerd door Davids innige wens. Als reactie op Davids toewijding en in overeenstemming met de profetieën sluit God een verbond met David dat Hij iemand in Davids koninklijke geslachtslijn zal verwekken die eeuwig zal regeren. Nathan brengt Gods plechtige belofte aan David over: „Uw huis en uw koninkrijk zullen stellig tot onbepaalde tijd bestendig zijn voor uw aangezicht; ja, uw troon zal er een worden die tot onbepaalde tijd stevig bevestigd is” (vers 16). Wie is de blijvende Erfgenaam van dit verbond, degene die eeuwig zal regeren? — Psalm 89:20, 29, 34-36.
Jezus van Nazareth was een nakomeling van David. Toen een engel Jezus’ geboorte aankondigde, zei hij: „Jehovah God zal hem de troon van zijn vader David geven, en hij zal voor eeuwig als koning over het huis van Jakob regeren en aan zijn koninkrijk zal geen einde zijn” (Lukas 1:32, 33). Het verbond met David vindt dus zijn vervulling in Jezus Christus. Hij regeert dan ook niet omdat mensen hem hebben uitgekozen maar op grond van een plechtige belofte van God die hem het recht geeft eeuwig te regeren. Laten we in gedachte houden dat Gods beloften altijd uitkomen (Jesaja 55:10, 11).
Uit 2 Samuël hoofdstuk 7 kunnen we twee waardevolle lessen leren. Ten eerste kunnen we erop vertrouwen dat niets of niemand de heerschappij van Jezus Christus kan verhinderen. We kunnen er daarom zeker van zijn dat hij het uitdrukkelijk vermelde doel van zijn heerschappij zal bereiken, namelijk dat Gods wil zoals in de hemel ook op aarde wordt volbracht (Mattheüs 6:9, 10).
Ten tweede leert dit verslag ons iets hartverwarmends over Jehovah. Bedenk dat Jehovah de bedoeling van Davids hart zag en waardeerde. Het is geruststellend te weten dat Jehovah onze verknochtheid aan zijn aanbidding waardeert. In sommige gevallen kunnen omstandigheden die we niet in de hand hebben, zoals een verslechterende gezondheid of onze gevorderde leeftijd, ons verhinderen in de dienst voor God alles te doen wat ons hart ons ingeeft. Laten we in dat geval troost putten uit het feit dat Jehovah zelfs de bedoelingen ziet van een hart dat zijn aanbidding volkomen toegewijd is.
[Voetnoot]
^ ¶2 De ark van het verbond was een heilige kist die in opdracht van Jehovah en volgens zijn ontwerp werd vervaardigd. Ze was een symbool van Jehovah’s tegenwoordigheid in het oude Israël (Exodus 25:22).