Verlangt God van ons dat we onze zonden belijden?
Verlangt God van ons dat we onze zonden belijden?
Een persoonlijke belijdenis van zonden bij een priester of predikant maakt in veel kerken nog steeds deel uit van het religieuze ritueel en de aanbidding. Maar is zo’n belijdenis nog wel relevant of zelfs nodig in de huidige tolerante samenleving?
DE GEVOELENS op dat punt zijn verdeeld. Zo schrijft de Canadese National Post over iemand die toegeeft dat terwijl het moeilijk is iemand anders te vertellen wat je hebt misdaan, „er iets buitengewoon bevrijdends van uitgaat als iemand aandachtig naar je luistert, met je bidt en zegt wat je moet doen”. Het boek Bless Me, Father, for I Have Sinned citeert daarentegen een man die zei: „De belijdenis is een van de fnuikendste rituelen van de Kerk. Ze houdt neurotische patronen in stand.” Wat zegt de Bijbel over dit onderwerp?
Wat de Bijbel zegt
In de Wet die God aan het volk Israël gaf, staat specifiek aangegeven wat er moest gebeuren als iemand gezondigd had. Zondigde iemand bijvoorbeeld tegen een medemens of overtrad hij een van Gods wetten, dan zou hij dat moeten belijden aan een aangestelde priester van de stam Levi, die dan ten behoeve van hem verzoening zou doen door een offer aan God te brengen voor vergeving van zonde (Leviticus 5:1-6).
Hoe reageerde koning David eeuwen later toen de profeet Nathan hem terechtwees wegens zijn zonden? Hij gaf onmiddellijk toe: „Ik heb tegen Jehovah gezondigd” (2 Samuël 12:13). Hij smeekte God in gebed hem gunst te betonen. Het resultaat? David schreef later: „Ten slotte beleed ik u mijn zonde, en mijn dwaling bedekte ik niet. Ik zei: ’Ik zal belijdenis van mijn overtredingen doen aan Jehovah.’ En gijzelf hebt de dwaling van mijn zonden vergeven” (Psalm 32:5; 51:1-4).
In de eerste eeuw van onze tijdrekening was de belijdenis van zonden nog steeds een vereiste van God in de christelijke gemeente. Jakobus, de halfbroer van Jezus en een vooraanstaand man in de gemeente in Jeruzalem, gaf medechristenen de dringende raad: „Belijdt elkaar (...) openlijk uw zonden en bidt voor elkaar, opdat gij gezond gemaakt moogt worden” (Jakobus 5:16). Wat moeten christenen dan belijden, en aan wie?
Wat moet er beleden worden?
Als onvolmaakte mensen zullen we al gauw elke dag gedachteloos handelen of onze tong verkeerd gebruiken en zo tegen elkaar zondigen (Romeinen 3:23). Wil dat zeggen dat we al zulke overtredingen moeten belijden aan een daarvoor aangestelde persoon of autoriteit?
Hoewel elke zonde in Gods ogen een overtreding is, neemt hij barmhartig in aanmerking dat we tekortschieten door onze overgeërfde menselijke onvolmaaktheid. De psalmist besefte dan ook: „Indien gij op dwalingen zoudt letten, o Jah, o Jehovah, wie zou stand kunnen houden? Want bij u is de ware vergiffenis, opdat Psalm 130:3, 4). Wat moeten we dan doen als we een fout maken en zondigen tegen anderen, misschien onopzettelijk? Bedenk dat het modelgebed dat Jezus zijn volgelingen leerde bidden dit verzoek bevat: „Vergeef ons onze zonden, want ook wij vergeven een ieder die bij ons in de schuld staat” (Lukas 11:4). Ja, God zal ons vergeving schenken als we ons tot hem wenden en er in Jezus’ naam om vragen (Johannes 14:13, 14).
gij wordt gevreesd” (Merk op dat Jezus als voorwaarde vermeldde dat wij ook degenen vergeven ’die bij ons in de schuld staan’. De apostel Paulus gaf zijn geloofsgenoten de vermaning: „Wordt vriendelijk jegens elkaar, teder meedogend, elkaar vrijelijk vergevend, zoals ook God door Christus u vrijelijk vergeven heeft” (Efeziërs 4:32). Als we anderen hun tekortkomingen vergeven, zullen we reden hebben om te verwachten dat God ons de onze vergeeft.
Maar hoe staat het met ernstige zonden als stelen, opzettelijk liegen, seksuele immoraliteit, dronkenschap, enzovoorts? Iedereen die zulke zonden begaat, overtreedt Gods wetten en zondigt dus tegen God. Wat moet er dan gebeuren?
Aan wie moeten zonden beleden worden?
God machtigt mensen niet om tegen hem begane zonden te vergeven; alleen hij kan dat doen. De Bijbel vertelt ons duidelijk: „Indien wij onze zonden belijden, dan is [God] getrouw en rechtvaardig, zodat hij ons onze zonden vergeeft en ons van alle onrechtvaardigheid reinigt” (1 Johannes 1:9). Maar aan wie moeten zulke zonden beleden worden?
Omdat vergeving alleen van God kan komen, moeten zulke zonden aan hem beleden worden. Dat deed David ook, zoals we gezien hebben. Maar op basis waarvan zou er vergeving worden geschonken? De Bijbel zegt: „Hebt daarom berouw en keert u om, opdat uw zonden worden uitgewist, opdat er tijden van verkwikking mogen komen van de persoon van Jehovah” (Handelingen 3:19). Vergeving is dus niet alleen afhankelijk van het erkennen en belijden van de zonde, maar ook van iemands bereidheid met de verkeerde handelwijze op te houden. Die aanvullende stap is vaak moeilijk. Maar er is hulp voorhanden.
Denk nog eens aan de al eerder geciteerde woorden van de discipel Jakobus: „Belijdt elkaar (...) openlijk uw zonden en bidt voor elkaar, opdat gij gezond gemaakt moogt worden.” Aan die woorden voegde Jakobus toe: „De smeking van een rechtvaardige heeft, als ze in werking is, veel kracht” (Jakobus 5:16). De „rechtvaardige” kan een van „de oudere mannen van de gemeente” zijn die Jakobus in vers 14 noemde. In de christelijke gemeente bevinden zich geestelijk „oudere mannen” of ouderlingen, die aangesteld zijn om degenen te helpen die Gods vergeving willen ontvangen. Nee, zulke „oudere mannen” kunnen geen zonden kwijtschelden, want niemand is gemachtigd om een medemens een tegen God begane overtreding te vergeven. * Ze bezitten echter wel de geestelijke kwaliteiten om iemand die schuldig is aan een ernstige zonde te berispen en weer terecht te brengen door hem te helpen de ernst van zijn zonde en de noodzaak berouw te hebben in te zien (Galaten 6:1).
Welke redenen hebben we om zonden te belijden?
Of de zonde nu ernstig is of niet, de persoon die ze heeft begaan, heeft zijn relatie met zijn medemens en met God geschaad. Daar kan hij zich onrustig of ongemakkelijk onder voelen. Dat is het werk van het geweten, waarmee onze Schepper ons heeft begiftigd (Romeinen 2:14, 15). Wat kan er worden gedaan?
Laten we ons nogmaals tot het boek Jakobus wenden, waar we deze bemoedigende woorden aantreffen: „Is iemand onder u [in geestelijk opzicht] ziek? Laat hij de oudere mannen van de gemeente bij zich roepen, en laten zij over hem bidden en hem in de naam van Jehovah met olie inwrijven. En het gebed des geloofs zal degene die zich niet wel voelt beter maken, en Jehovah zal hem oprichten. En als hij zonden heeft begaan, zal het hem vergeven worden” (Jakobus 5:14, 15).
Ook hier wordt er een beroep op de oudere mannen of ouderlingen gedaan om in de behoeften van de kudde te voorzien. Hoe? Niet alleen door een belijdenis aan te horen. Omdat het hier om een geestelijke ziekte gaat, moet er iets gebeuren om „degene die zich niet wel voelt beter [te] maken”. Jakobus noemde twee dingen die gedaan kunnen worden.
Ten eerste is er het ’inwrijven met olie’. Dat slaat op de genezende kracht van Gods Woord. De apostel Paulus legde uit dat ’het woord van God levend is en kracht uitoefent en gedachten en bedoelingen van het hart kan onderscheiden’ doordat het diep in iemands geest en hart doordringt (Hebreeën 4:12). Door een bekwaam gebruik te maken van de Bijbel kunnen de oudere mannen de geestelijk zieke helpen in te zien wat de oorzaak van het probleem is en passende stappen te nemen om de zaken tegenover God recht te zetten.
Ten tweede is er „het gebed des geloofs”. Hoewel de gebeden van de oudere mannen niets zullen veranderen aan de manier waarop God het recht laat gelden, tellen die gebeden wel bij God, die heel graag op basis van Christus’ loskoopoffer zonde vergeeft (1 Johannes 2:2). God staat klaar om elke zondaar te helpen die oprecht berouw heeft en ’werken doet die bij berouw passen’ (Handelingen 26:20).
De voornaamste reden om een zonde te belijden — of die nu tegen een medemens of tegen God is begaan — is een goedgekeurde positie bij God te verwerven. Jezus Christus gaf te kennen dat we eerst eventuele problemen met onze medemensen moeten oplossen en vrede met hen moeten sluiten voordat we God met een goed geweten kunnen aanbidden (Mattheüs 5:23, 24). Spreuken 28:13 zegt: „Wie zijn overtredingen bedekt, zal geen succes hebben, maar wie ze belijdt en laat, zal barmhartigheid worden betoond.” Als we ons vernederen in de ogen van Jehovah God en om vergeving vragen, zullen we zijn gunst winnen en te zijner tijd verhoogd worden (1 Petrus 5:6).
[Voetnoot]
^ ¶16 Sommigen zien in Jezus’ woorden in Johannes 20:22, 23 een ondersteuning voor de rol van menselijke biechtvaders. Zie voor een uitvoerige bespreking van dat punt De Wachttoren van 15 april 1996, blz. 28, 29.
[Inzet op blz. 23]
God zal onze tekortkomingen door de vingers zien en ons vergeving schenken als we ons tot hem wenden en er in Jezus’ naam om vragen
[Illustratie op blz. 24]
De voornaamste reden om een zonde te belijden, is een goedgekeurde positie bij God te verwerven