Volg Jezus’ voorbeeld en troost nabestaanden
Volg Jezus’ voorbeeld en troost nabestaanden
LAZARUS, een inwoner van Bethanië, werd ernstig ziek. Zijn zussen, Martha en Maria, stuurden boodschappers naar hun goede vriend Jezus. Maar Lazarus overleed aan zijn ziekte. Terwijl hij in een graf lag, kwamen vrienden en buren naar Martha en Maria „om hen te troosten” (Johannes 11:19). Uiteindelijk ging Jezus naar Bethanië om zijn goede vrienden op te zoeken. Door stil te staan bij wat hij zei en deed, kunnen we iets leren over het troosten van nabestaanden.
Er voor iemand zijn geeft troost
Om in Bethanië te komen moest Jezus zo’n twee dagen reizen, waarbij hij de Jordaan overstak en omhoogliep over de steile, kronkelende weg vanuit Jericho. Martha ging snel naar de rand van het dorp om Jezus te begroeten. Toen Maria later hoorde dat Jezus er was, ging ook zij vlug naar hem toe (Johannes 10:40-42; 11:6, 17-20, 28, 29). Dat Jezus bij hen was, zal beslist een troost zijn geweest voor de verdrietige zussen.
Ook nu kunnen we troost bieden aan nabestaanden door er gewoon voor hen te zijn. Scott en Lydia verloren hun zesjarige zoon, Theo, bij een ongeluk. Ze vertellen: „We hadden de steun van familie en vrienden nodig. Ze kwamen midden in de nacht meteen naar het ziekenhuis.” Wat zeiden deze vrienden? „Op dat moment waren er geen woorden nodig. Dat ze gekomen waren zei alles — ze leefden met ons mee.”
De Bijbel zegt dat Jezus ’verontrust werd’ en ’zijn tranen de vrije loop liet’ toen hij de mensen om de dood van Lazarus zag huilen (Johannes 11:33-35, 38). Jezus vond het niet onmannelijk om te huilen waar anderen bij waren. Hij begreep hun pijn en leefde mee met hun verlies. Wat kunnen wij daarvan leren? Als we nabestaanden bezoeken, hoeven we ons niet te schamen om met hen mee te huilen (Romeinen 12:15). Maar het is ook niet nodig te proberen de nabestaande aan het huilen te krijgen. Sommigen huilen misschien liever als ze alleen zijn.
Luister met medegevoel
Het kan zijn dat Jezus wat bemoedigende woorden voor Martha en Maria in gedachten had, maar blijkbaar liet hij hen eerst aan het woord (Johannes 11:20, 21, 32). En toen hij iets tegen Martha zei, stelde hij een vraag en luisterde vervolgens weer naar haar (Johannes 11:25-27).
Door goed te luisteren laten we merken dat we echt meeleven. Dat is belangrijk om nabestaanden te troosten. We kunnen laten zien dat we goed luisteren door vragen te stellen die hen uitnodigen zich verder te uiten. Maar pas op dat u geen gesprek forceert als ze geen zin hebben om te praten. Misschien zijn ze gewoon uitgeput en hebben ze rust nodig.
Personen die verdriet hebben, kunnen zich verdoofd voelen en soms dingen herhalen. Sommige geven uiting aan hun emoties. Maria en Martha zeiden allebei tegen Jezus: „Heer, indien gij hier waart geweest, zou mijn broer niet gestorven zijn” (Johannes 11:21, 32). Wat deed Jezus? Hij luisterde geduldig en meelevend. Hij probeerde hun niet te vertellen hoe ze zich moesten voelen. Ongetwijfeld begreep hij dat er intense en pijnlijke gevoelens naar boven kunnen komen.
Als u niet zo goed weet wat u tegen een nabestaande moet zeggen, kunt u het gesprek misschien op gang brengen door gewoon te vragen: „Wil je erover praten?” Luister dan vol aandacht naar het antwoord. Concentreer u op wat de ander zegt. Kijk de persoon rechtstreeks aan en probeer zijn of haar gevoelens te begrijpen.
De gevoelens van nabestaanden begrijpen is niet makkelijk. Lydia zegt: „Onze behoeften veranderden. Soms moesten we onbedaarlijk huilen waar bezoekers bij waren. We wilden graag dat anderen positief waren. Onze vrienden deden hun best onze gevoelens te begrijpen.”
Jezus deed dat op een volmaakte manier. Hij wist dat iedereen „zijn eigen plaag en zijn eigen smart kent” (2 Kronieken 6:29). Kijk eens hoe hij reageerde op de manier waarop de zussen hem begroetten. Martha bleef praten, dus voerde Jezus een gesprek met haar. Omdat Maria huilde, zei Jezus niet veel (Johannes 11:20-28, 32-35). Wat kunnen we van zijn voorbeeld leren? Vaak is het het beste de nabestaanden het gesprek te laten sturen. Als u bereid bent te luisteren terwijl ze over hun verdriet praten, kan dat hen echt troosten.
Woorden die genezen
Toen Maria en Martha tegen Jezus zeiden: „Indien gij hier waart geweest”, ging hij zich niet verdedigen en was hij niet beledigd over wat ze zeiden. Hij zei geruststellend tegen Martha: „Uw broer zal opstaan” (Johannes 11:23). Met die paar woorden hielp Jezus haar naar de toekomst te kijken en herinnerde hij haar er vriendelijk aan dat er hoop was.
Bedenk bij gesprekken met nabestaanden dat oprechte, positieve uitspraken veel kunnen betekenen, hoe weinig we ook zeggen. Vertroostende woorden kunnen ook op papier gezet worden. Omdat brieven en kaarten herlezen kunnen worden, bieden ze vaak op de lange termijn troost. Negen maanden na het overlijden van haar man, Bob, las Kath opnieuw alle kaarten die ze had gekregen. Ze vertelt: „Ik had er op dat moment nog meer aan. Toen putte ik er echt troost uit.”
Wat kunt u in een korte condoleancebrief schrijven? U kunt iets over de overledene vertellen — iets wat u samen hebt meegemaakt of een mooie eigenschap van de persoon. Kath zegt: „Door hartelijke opmerkingen over Bobs karakter wilde ik lachen en huilen tegelijk. Grappige verhalen over hem maakten me aan het lachen en deden me denken aan ons gelukkige leven samen. Op veel kaarten die ik nu koester, stonden Bijbelteksten.”
Geef praktische hulp
Jezus hielp Lazarus’ familie op een manier waar wij niet toe in staat zijn. Hij gaf Lazarus het leven terug (Johannes 11:43, 44). Maar we kunnen wel andere praktische dingen doen, zoals een maaltijd klaarmaken, aanbieden bezoekers te laten overnachten, de was doen, op kleine kinderen passen, boodschappen doen of vervoer aanbieden. Kleine uitingen van echte liefde zullen door nabestaanden erg worden gewaardeerd.
Het is te begrijpen dat mensen die verdriet hebben soms alleen willen zijn. Toch kunt u op een gepaste manier het initiatief nemen om contact met hen te houden. Een moeder die een kind had verloren zei: „Er is geen tijdslimiet aan verdriet, geen datum waarop je je beter moet voelen.” Sommigen proberen aan nabestaanden te denken op bijvoorbeeld de trouwdag of de datum van het overlijden. Als u zich dan beschikbaar stelt, kunt u op moeilijke momenten veel voor iemand betekenen (Spreuken 17:17).
De troost die Jezus bood, omvatte ook de hoop die hij met zijn discipelen deelde: „Lazarus, onze vriend, is gaan rusten, maar ik ga erheen om hem uit de slaap te wekken” (Johannes 11:11). Jezus verzekerde zijn volgelingen ervan dat er een opstanding van de doden zal zijn. Hij vroeg aan Martha: „Gelooft gij dit?” Ze antwoordde: „Ja, Heer” (Johannes 11:24-27).
Gelooft u dat Jezus de doden zal opwekken? Deel deze kostbare hoop dan met de nabestaanden. Help hen op praktische manieren. Dan zult u hen door wat u doet en zegt een mate van troost kunnen bieden (1 Johannes 3:18).
[Kaart op blz. 9]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
PEREA
Jordaan
Jericho
Bethanië
Zoutzee
Jeruzalem
SAMARIA