Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Geeft God echt om u?

Geeft God echt om u?

Geeft God echt om u?

VOELT u zich bemind? Of hebt u weleens de indruk dat niemand om u geeft? In deze jachtige, egocentrische wereld zou u makkelijk kunnen gaan denken dat u te onbeduidend bent om ertoe te doen, te onbetekenend om opgemerkt te worden. Het is zoals de Bijbel over onze tijd schrijft: veel mensen gaan tegenwoordig zo in zichzelf op dat ze maar weinig belangstelling voor anderen hebben (2 Timotheüs 3:1, 2).

Alle mensen, ongeacht hun leeftijd, cultuur, taal of ras, hebben een diepgewortelde behoefte om liefde te geven en te ontvangen. Er zijn onderzoeken geweest waaruit zou blijken dat ons zenuwstelsel speciaal zo ontworpen is dat het liefde en tederheid kan waarnemen. Jehovah God, degene die ons geschapen heeft, begrijpt onze behoefte om bemind en gewaardeerd te worden beter dan wie maar ook. Hoe zou u het vinden als hij u verzekerde dat u hem heel dierbaar bent? Het zou beslist de waardevolste erkenning zijn die u maar kunt krijgen. Kunnen we er werkelijk zeker van zijn dat Jehovah zich voor onvolmaakte mensen interesseert? Bekommert hij zich om ons persoonlijk? Zo ja, wat maakt iemand dan aantrekkelijk voor hem?

Jehovah geeft echt om mensen

Zo’n drieduizend jaar geleden was een godvrezende psalmist intens onder de indruk als hij naar de pracht van de nachtelijke sterrenhemel keek. Hij twijfelde geen moment aan de oneindig superieure majesteit van de Schepper van de talloze sterren. Peinzend over Jehovah’s grootheid en de nietigheid van de mens, verwoordde de psalmist als volgt zijn verbazing over Jehovah’s liefdevolle belangstelling: „Wanneer ik uw hemel zie, het werk van uw vingers, de maan en de sterren die gij hebt bereid, wat is dan de sterfelijke mens dat gij aan hem denkt, en de zoon van de aardse mens dat gij voor hem zorgt?” (Psalm 8:3, 4) Iemand zou makkelijk kunnen concluderen dat het Opperwezen te ver weg is of het te druk heeft om aandacht te schenken aan onvolmaakte mensen. Maar de psalmist wist dat mensen ondanks hun betrekkelijke onbeduidendheid en korte leven in Gods ogen belangrijk zijn.

Een andere psalmist verzekerde: „Jehovah heeft een welgevallen in hen die hem vrezen, in hen die op zijn liefderijke goedheid wachten” (Psalm 147:11). De gedachte die in deze beide psalmen wordt verwoord, is ontroerend. Jehovah, die zo verheven is, is zich niet alleen van het bestaan van mensen bewust, maar ’zorgt voor hen’ en ’heeft een welgevallen in hen’.

Dat feit wordt verder beklemtoond door een Bijbelprofetie die ontwikkelingen in onze tijd beschrijft. Via de profeet Haggaï gaf Jehovah te kennen dat de prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk wereldwijd plaats zou vinden. Met welk resultaat? Let eens op wat één uitwerking zou zijn: „De begeerlijke dingen van alle natiën moeten binnenkomen; en ik wil dit huis met heerlijkheid vervullen” (Haggaï 2:7).

Wat zijn deze „begeerlijke dingen” die uit alle naties worden verzameld? Dat kunnen geen materiële rijkdommen zijn (Haggaï 2:8). Zilver en goud maken Jehovah’s hart niet blij. Hij is wel blij met mensen die hem ondanks hun onvolmaaktheden uit liefde aanbidden (Spreuken 27:11). Dat zijn „de begeerlijke dingen” die hem tot heerlijkheid strekken, en hij stelt hun innige toewijding en ijverige dienst zeer op prijs. Behoort u ook tot hen?

Het idee dat onvolmaakte menselijke schepselen aantrekkelijk of begeerlijk kunnen zijn in de ogen van de Grootse Schepper van het heelal kan ongelooflijk schijnen. Maar die waarheid moet ons er juist toe bewegen de hartelijke uitnodiging om dicht tot hem te naderen aan te nemen (Jesaja 55:6; Jakobus 4:8).

„Gij zijt een zeer begeerd man”

De hoogbejaarde profeet Daniël had vroeg op een avond een verbazingwekkende ontmoeting. Terwijl hij bad, arriveerde er plotseling een voorname bezoeker. Zijn naam was Gabriël. Daniël had hem al eerder ontmoet en herkende hem als Jehovah’s engel. Gabriël legde de reden voor zijn plotselinge komst uit: „O Daniël, nu ben ik uitgegaan om u inzicht met verstand te verlenen (...) want gij zijt een zeer begeerd man” (Daniël 9:21-23).

Bij een andere gelegenheid sprak een van Jehovah’s engelen Daniël aan met de woorden: „O Daniël, gij zeer begeerde man.” Vervolgens zei de engel om Daniël te sterken: „Wees niet bevreesd, o zeer begeerde man. Moogt gij vrede hebben” (Daniël 10:11, 19). Daniël wordt dus drie keer beschreven als ’zeer begeerd’. Die uitdrukking kan ook „zeer bemind”, „hooggewaardeerd” en zelfs „een favoriet” betekenen.

Daniël voelde zich vast al nauw met zijn God verbonden en besefte ongetwijfeld dat Jehovah zijn toegewijde dienst goedkeurde. Maar de speciale uiting van Gods grote genegenheid die via zijn engelenboodschappers werd overgebracht, moet zeer geruststellend zijn geweest. Het is dan ook geen wonder dat Daniël in reactie daarop zei: „Gij hebt mij gesterkt” (Daniël 10:19).

Het hartverwarmende verslag over Jehovah’s genegenheid voor zijn trouwe profeet staat tot nut van ons in Gods Woord opgetekend (Romeinen 15:4). Als we over Daniëls voorbeeld nadenken, gaan we begrijpen wat iemand begeerlijk maakt in de ogen van onze liefdevolle hemelse Vader.

Bestudeer Gods Woord geregeld

Daniël besteedde veel tijd aan het bestuderen van de Schriften. We weten dat omdat hij zelf schreef: ’Ik onderscheidde aan de hand van de boeken het getal der jaren om de verwoestingen van Jeruzalem te vervullen’ (Daniël 9:2). De boeken die hij destijds tot zijn beschikking had, omvatten waarschijnlijk de geïnspireerde geschriften van Mozes, David, Salomo, Jesaja, Jeremia, Ezechiël en andere profeten. We kunnen ons voorstellen hoe Daniël, omgeven met talrijke boekrollen, helemaal opging in het lezen en vergelijken van de profetische uitspraken die betrekking hadden op het herstel van de ware aanbidding in Jeruzalem. Ongestoord, mogelijk in zijn dakvertrek, mediteerde hij ongetwijfeld diep over de betekenis van zulke passages. Zijn doelgerichte studie sterkte zijn geloof en bracht hem dicht tot Jehovah.

De studie van Gods Woord vormde ook Daniëls persoonlijkheid en beïnvloedde zijn hele levenswandel. Het onderricht uit de Schriften dat hij in zijn jeugd kreeg, had hem als jongere ongetwijfeld vastbesloten gemaakt zich te houden aan de toen geldende voedselvoorschriften uit Gods Wet (Daniël 1:8). Later maakte hij onbevreesd Gods boodschap aan de heersers van Babylon bekend (Spreuken 29:25; Daniël 4:19-25; 5:22-28). Van zijn ijver, eerlijkheid en betrouwbaarheid was men alom op de hoogte (Daniël 6:4). Bovenal vertrouwde Daniël ten volle op Jehovah in plaats dat hij schipperde om zijn leven te redden (Spreuken 3:5, 6; Daniël 6:23). Geen wonder dat hij „zeer begeerd” was in Gods ogen!

In sommige opzichten is Bijbelstudie makkelijker voor ons dan het voor Daniël was. Lijvige boekrollen hebben plaatsgemaakt voor handzame boeken. We hebben nu de complete Bijbel, met inbegrip van het verslag over de vervulling van enkele van Daniëls profetieën. En we hebben een overvloed aan publicaties voor Bijbelstudie en hulpmiddelen voor nazoekwerk tot onze beschikking. * Maakt u een goed gebruik van zulke hulpmiddelen? Hebt u vaste tijden voor Bijbellezen en meditatie? Dan zal de uitwerking daarvan net zo zijn als in Daniëls geval. U zult een vast geloof kunnen opbouwen en uw band met Jehovah zal hechter worden. Gods Woord zal een betrouwbare gids in uw leven zijn en u verzekeren van zijn liefdevolle zorg.

Volhard in gebed

Daniël was een man van gebed. Hij deed passende verzoeken aan God. Als jonge man liep hij het risico gedood te worden als hij niet in staat zou zijn de droom van de Babylonische koning Nebukadnezar uit te leggen. Zonder aarzelen smeekte Daniël Jehovah om zijn steun en bescherming (Daniël 2:17, 18). Jaren later beleed de trouwe profeet, in het nederige besef van zijn menselijke onvolmaaktheid, zijn zonde samen met de zonde van zijn volk aan Jehovah en smeekte hij hem om vergeving (Daniël 9:3-6, 20). Toen Daniël de dingen die hem door inspiratie werden toevertrouwd niet goed begreep, vroeg hij om Gods hulp. In één geval bevestigde de engel die Daniël vervolgens bezocht om hem verder inzicht te geven, dat zijn woorden waren gehoord (Daniël 10:12).

De getrouwe Daniël beperkte zich echter niet tot het opzenden van smeekbeden tot God. In Daniël 6:10 lezen we dat hij ’zelfs driemaal per dag bad en lof schonk voor het aangezicht van zijn God, zoals hij dat geregeld had gedaan’. Daniël vond dat hij veel redenen had om Jehovah te danken en te loven. En dat deed hij geregeld. Gebed was zo’n vast onderdeel van zijn aanbidding dat zelfs toen zijn leven er gevaar door liep, hij die gewoonte niet kon opgeven. Jehovah had hem beslist lief om die standvastigheid.

Dat we mogen bidden is beslist een schitterend geschenk! Laat nooit een dag voorbijgaan zonder met uw hemelse Vader te praten. Vergeet niet hem te danken en te loven voor alle goedheid die hij betoont. Breng vrijuit uw angsten en zorgen onder woorden. Denk na over de manier waarop uw verzoeken of smeekbeden zijn verhoord en uit uw dankbaarheid. Neem de tijd voor uw gebeden. Als we zo in gebed ons hart bij Jehovah uitstorten, ervaren we zijn liefde op een heel persoonlijke manier. Dat is absoluut een goede reden om ’aan te houden in het gebed’! — Romeinen 12:12.

Verheerlijk Jehovah’s naam

Geen enkele vriendschap floreert als een van de partijen egocentrisch is. Hetzelfde geldt voor onze band met Jehovah. Daniël was zich daarvan bewust. Kijk eens hoezeer hij zich erom bekommerde Jehovah’s naam te verheerlijken.

Toen God zijn gebed verhoorde door hem Nebukadnezars droom en de uitleg ervan te onthullen, zei Daniël: „Laat de naam van God gezegend worden van onbepaalde tijd, ja, tot onbepaalde tijd, want de wijsheid en de macht — want ze behoren hém toe.” Later vertelde Daniël de droom en de betekenis ervan aan Nebukadnezar en gaf hij herhaaldelijk Jehovah de eer ervoor, waarbij hij beklemtoonde dat alleen Hij de „Onthuller van geheimen” is. En toen Daniël om vergeving en bevrijding smeekte, bad hij: „O mijn God, (...) uw eigen naam is over uw stad en over uw volk uitgeroepen” (Daniël 2:20, 28; 9:19).

We hebben gelegenheden te over om Daniëls voorbeeld op dat punt te volgen. Wanneer we bidden, kunnen we duidelijk maken dat we de heiliging van Gods naam belangrijk vinden (Mattheüs 6:9, 10). We zouden nooit willen dat ons gedrag smaad op Jehovah’s heilige naam brengt. Laten we Jehovah juist altijd verheerlijken door met anderen te delen wat we over het goede nieuws van zijn koninkrijk leren.

In de wereld om ons heen ontbreekt het aan liefde en belangstelling voor anderen. Maar we kunnen veel troost putten uit de wetenschap dat Jehovah echt om elk van zijn aanbidders persoonlijk geeft. De psalmist zegt het zo: „Jehovah heeft een welgevallen in zijn volk. Hij luistert de zachtmoedigen op met redding” (Psalm 149:4).

[Voetnoot]

^ ¶18 Jehovah’s Getuigen geven een aantal hulpmiddelen voor nazoekwerk en studie uit waardoor u nog meer profijt van het lezen en bestuderen van de Bijbel hebt. Als u in zulke hulpmiddelen geïnteresseerd bent, kunt u zich vrij voelen om er bij een van Jehovah’s Getuigen naar te vragen.

[Inzet op blz. 21]

God toonde zijn genegenheid voor Daniël door de engel Gabriël te sturen om hem te sterken

[Inzet op blz. 23]

Daniëls ijver op het gebied van studie en gebed louterde zijn persoonlijkheid en maakte hem geliefd bij God