Wist u dit?
Wist u dit?
Waren er in Jezus’ tijd echt fluitspelers bij begrafenissen?
▪ De Bijbel zegt dat er bij feesten op fluiten werd gespeeld (1 Koningen 1:40; Jesaja 5:12; 30:29). In Mattheüs’ evangelie staat dat er ook bij een begrafenis fluitspelers waren. Er worden verder geen andere muziekinstrumenten genoemd. Mattheüs vertelt dat een joodse regeerder aan Jezus vroeg of hij zijn dochter kon genezen, die op sterven lag. Maar toen Jezus bij het huis van de regeerder kwam, was het kind al gestorven en zag hij fluitspelers en een weeklagende menigte (Mattheüs 9:18, 23).
Klopt het wat Mattheüs over dit gebruik schreef? Bijbelvertaler William Barclay zegt: „In het grootste deel van de oude wereld, in Rome, Griekenland, Fenicië, Assyrië en Palestina, waren de jammerende klanken van de fluit onlosmakelijk verbonden met dood en tragedie.” In de Talmoed staat dat in de eerste eeuwen n.Chr. zelfs de armste Jood twee fluitspelers en een klaagvrouw huurde om over zijn gestorven vrouw te weeklagen. Flavius Josephus, een geschiedschrijver uit de eerste eeuw, vertelt wat er in 67 n.Chr. gebeurde toen het nieuws Jeruzalem bereikte dat de Romeinen Jotapata (Galilea) hadden veroverd en zijn inwoners hadden afgeslacht: „Velen huurden fluitspelers om hun klaagzangen te begeleiden.”
Wat hadden de mannen misdaan die samen met Jezus werden terechtgesteld?
▪ De Bijbel noemt deze misdadigers „rovers” (Mattheüs 27:38; Markus 15:27). Volgens Bijbelse woordenboeken gebruikt de Bijbel verschillende woorden voor misdadigers. Het Griekse woord kleptes slaat op een dief die moeite doet om niet betrapt te worden. Dit woord wordt gebruikt voor Judas Iskariot, die in het geheim uit de gemeenschappelijke geldkist stal (Johannes 12:6). Met het woord lestes wordt meestal een rover bedoeld die geweld gebruikt, of zelfs een revolutionair of een opstandeling. De misdadigers naast Jezus hoorden bij de laatstgenoemde groep. Een van hen zei zelfs: „Wij ontvangen ten volle wat wij verdienen voor de dingen die wij hebben gedaan” (Lukas 23:41). Dat wijst erop dat ze schuldig waren aan meer dan alleen diefstal.
Ook Barabbas wordt een lestes genoemd (Johannes 18:40). Dat hij niet gewoon maar een dief was, blijkt uit Lukas 23:19. Daar staat dat hij „wegens een zeker oproer dat in de stad had plaatsgevonden en wegens moord in de gevangenis [was] geworpen”.
Het is dus mogelijk dat de misdadigers die met Jezus werden terechtgesteld niet alleen schuldig waren aan roofovervallen, maar ook betrokken waren bij opstand of zelfs moord. Hoe het ook zij, de Romeinse stadhouder Pontius Pilatus vond dat ze aan een paal terechtgesteld moesten worden.