Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Moet je afgaan op de eerste indruk?

Moet je afgaan op de eerste indruk?

Moet je afgaan op de eerste indruk?

EEN arts zat thuis op zijn gemak naar een talkshow te kijken waarin een Ierse minister te gast was. Toen hij naar het gezicht van de minister keek, zag hij iets wat volgens hem weleens een tumor kon zijn. Hij adviseerde hem er meteen naar te laten kijken.

Deze arts bleek gelijk te hebben. Hij had iets wat weleens een klinische blik genoemd wordt: het vermogen om een goede diagnose te stellen door gewoon naar een patiënt te kijken. Er zijn mensen die van zichzelf vinden dat ze een ’klinische blik’ hebben als het gaat om het beoordelen van iemands karakter, persoonlijkheid en betrouwbaarheid.

Door de eeuwen heen hebben sommigen onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om iemands karakter af te lezen aan zijn uiterlijk. Ze noemen het fysiognomiek, wat de Encyclopædia Britannica definieert als „een pseudowetenschap die zich bezighoudt met het afleiden van karaktereigenschappen uit gelaatstrekken of uit de bouw en vorm van het lichaam”. In de negentiende eeuw kwamen antropologen, zoals Francis Galton (een neef van Charles Darwin), en criminologen, zoals Cesare Lombroso uit Italië, met soortgelijke theorieën en technieken, die nu grotendeels vergeten zijn.

Toch geloven veel mensen dat het mogelijk is iemand alleen op basis van zijn uiterlijk goed te beoordelen. Zijn zulke eerste indrukken betrouwbaar?

Op het uiterlijk afgaan

Een goed voorbeeld — of eigenlijk een slecht voorbeeld — van iemand die op zijn eerste indruk afging, staat in het Bijbelboek Eén Samuël. Jehovah God stuurde de profeet Samuël om een zoon van Isaï als toekomstige koning van Israël te zalven. Er staat: „Nu geschiedde het toen zij [de zoons van Isaï] binnenkwamen en hij Eliab in het oog kreeg, dat hij terstond zei: ’Waarlijk, Jehovah heeft zijn gezalfde voor zich staan.’ Maar Jehovah zei tot Samuël: ’Kijk niet naar zijn uiterlijk en naar zijn rijzige gestalte, want ik heb hem verworpen. Want God ziet niet zoals de mens ziet, want de méns ziet datgene wat zichtbaar is voor de ogen; maar wat Jehovah aangaat, hij ziet hoe het hart is.’” Hetzelfde gebeurde met nog zes zoons van Isaï. Tegen alle verwachtingen in koos God uiteindelijk de jongste zoon, David, als toekomstige koning. Niemand had er zelfs maar aan gedacht die jongen te roepen (1 Samuël 16:6-12).

Nu gaat het vaak net zo. Een paar jaar geleden voerde een hoogleraar criminologie in Duitsland een experiment uit met vijfhonderd rechtenstudenten. Er waren twaalf onbekende ’gasten’: de plaatselijke politiecommissaris, een openbare aanklager, de conservator en de pr-manager van de universiteit, een paar juristen en rechterlijke ambtenaren, en drie veroordeelde criminelen. De studenten moesten zeggen welk beroep de mannen hadden, en wie tot een gevangenisstraf veroordeeld waren en voor welke misdaad. En dat allemaal puur op basis van hun uiterlijk en de hobby’s die ze zeiden te hebben.

De uitkomst? Ongeveer 75 procent van de studenten lukte het om de drie echte criminelen eruit te halen. Maar zo’n 60 procent bestempelde ook de negen anderen, die geen strafblad hadden, als crimineel. Van de studenten dacht één op de zeven dat de openbare aanklager weleens een drugsdealer kon zijn, en één op de drie dacht dat de politiecommissaris een dief was! Beoordelingen op grond van eerste indrukken kunnen er ver naast zitten. Hoe komt dat?

Schijn bedriegt

Wanneer we iemand voor het eerst ontmoeten, zijn we geneigd een mening over hem te vormen op basis van eerdere ervaringen. We gaan makkelijk generaliseren en oordelen op basis van stereotypen. Naast het uiterlijk kunnen dingen als nationaliteit, afkomst, status of godsdienst meespelen.

Als onze mening blijkt te kloppen, zijn we trots op ons goede beoordelingsvermogen en raken we er nog meer van overtuigd dat we op onze eerste indruk kunnen afgaan. Maar hoe reageren we als we beseffen dat we het helemaal mis hadden? Als we eerlijk zijn, stappen we van onze vooroordelen af en kijken we naar de feiten. Anders zouden we iemand kunnen benadelen of zelfs ernstig kunnen schaden, allemaal omdat we zo trots zijn op ons ’geweldige’ beoordelingsvermogen.

Als iemand op het uiterlijk afgaat, kan dat niet alleen schadelijk zijn voor het slachtoffer, maar ook voor hemzelf. In de eerste eeuw wilden veel Joden bijvoorbeeld de mogelijkheid dat Jezus de beloofde Messias was niet eens overwegen. Waarom niet? Ze gingen alleen af op wat ze zagen, en dat was de zoon van een eenvoudige timmerman. Hoewel ze onder de indruk waren van Jezus’ wijze uitspraken en krachtige daden, weigerden ze te geloven dat hij meer kon zijn dan wat ze op basis van hun vooropgezette ideeën al dachten. Vanwege die houding ging Jezus ergens anders prediken. Hij zei: „Een profeet wordt overal geëerd behalve in zijn eigen gebied en in zijn eigen huis” (Mattheüs 13:54-58).

Die Joden waren leden van een volk dat al eeuwen naar de Messias uitkeek. Maar toen hij er eindelijk was, herkenden ze hem niet omdat ze zich door hun eerste indruk lieten leiden. Daardoor liepen ze iets geweldigs mis (Mattheüs 23:37-39). Ook Jezus’ volgelingen kregen met zulke vooroordelen te maken. Veel mensen konden gewoon niet geloven dat een groepje eenvoudige vissers, waar de hoger opgeleide klasse en de leiders van de overheersende godsdienst op neerkeken, iets belangrijks te vertellen had. Degenen die op hun eerste indruk bleven afgaan, liepen de geweldige kans mis om volgelingen van Gods Zoon te worden (Johannes 1:10-12).

Sommigen veranderden van mening

Sommige tijdgenoten van Jezus waren nederig genoeg om van mening te veranderen toen ze de bewijzen zagen (Johannes 7:45-52). Dat waren onder anderen verschillende familieleden van Jezus, die het eerst niet voor mogelijk hadden gehouden dat de Messias uit hun eigen familie kon komen (Johannes 7:5). Gelukkig veranderden ze van gedachten en gingen ze in hem geloven (Handelingen 1:14; 1 Korinthiërs 9:5; Galaten 1:19). Jaren later waren enkele vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap in Rome bereid om naar de apostel Paulus toe te gaan en hem aan te horen in plaats van geruchten te geloven die verspreid werden door tegenstanders van het christendom. Sommigen van hen werden daarna gelovigen (Handelingen 28:22-24).

In deze tijd denken veel mensen negatief over Jehovah’s Getuigen. Meestal komt dat niet doordat ze de feiten hebben bekeken of zich ervan hebben overtuigd dat de geloofsopvattingen en gebruiken van de Getuigen onbijbels zijn. Maar ze kunnen gewoon niet geloven dat Jehovah’s Getuigen de waarheid zouden kunnen hebben. Zoals we hebben gezien, is dat precies hoe heel wat mensen in de eerste eeuw over de christenen dachten.

Het hoeft ons niet te verbazen dat er negatieve of kleinerende opmerkingen worden gemaakt over personen die Jezus willen volgen. Jezus waarschuwde zijn ware volgelingen namelijk: „Gij zult ter wille van mijn naam voorwerpen van haat zijn voor alle mensen.” Maar hij zei ook: „Wie echter heeft volhard tot het einde, die zal gered worden” (Mattheüs 10:22).

Jehovah’s Getuigen doen hun best om het goede nieuws van Gods koninkrijk over de hele wereld bekend te maken en zo gehoorzamen ze Jezus’ gebod (Mattheüs 28:19, 20). Mensen die resoluut weigeren te luisteren lopen de kans mis om de weg naar eeuwig leven te vinden (Johannes 17:3). En u? Zult u zich gewoon laten leiden door uw eerste indruk en vooropgezette mening, of zult u onbevooroordeeld de feiten onderzoeken? Vergeet niet: schijn bedriegt en een eerste indruk kan verkeerd zijn, maar een eerlijk onderzoek van de feiten kan leiden tot aangename verrassingen (Handelingen 17:10-12).

[Illustratie op blz. 11]

Veel Joden gingen op hun eerste indruk af en verwierpen Jezus als de Messias

[Illustratie op blz. 12]

Is uw mening over Jehovah’s Getuigen gebaseerd op een eerste indruk of op feiten?