Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Een brief uit Rusland

Op zoek naar schatten in het gouden Altajgebergte

Op zoek naar schatten in het gouden Altajgebergte

HET is een schitterende dag in mei in de deelrepubliek Altaj, een adembenemend mooie streek in het zuidwesten van Siberië. Vanuit de auto zien we stroken donkere naaldbossen, en daarachter verrijzen prachtige lichtblauwe bergen met besneeuwde toppen. Dit is het ruige en afgelegen gebied van de Altaj, een Aziatisch volk met een eigen taal. Ze voelen zich helemaal thuis in het Altajgebergte. Deze naam is afgeleid van een Turks-Mongools woord dat „gouden” betekent.

Een paar jaar geleden hebben mijn vrouw en ik Russische Gebarentaal geleerd en sinds die tijd bezoeken we gebarentaalgemeenten en kleine groepen van Jehovah’s Getuigen die doof zijn. De ongeveer 170 volken en etnische groepen in dit land hebben één gemeenschappelijke taal, het Russisch. De doven onder ons gebruiken weer een andere taal, de Russische Gebarentaal. De dovengemeenschap is heel hecht, en veel doven die we ontmoeten zijn gastvrij en vertellen ons graag hun verhaal. Ook hier in Altaj is dat het geval.

In de stad Gorno-Altajsk horen we dat er in een dorpje 250 kilometer verderop een paar doven wonen. We weten dat daar ook een aantal Getuigen wonen, maar niemand van hen kent gebarentaal. We kunnen die dove personen maar niet uit ons hoofd zetten en besluiten naar het dorpje te rijden. Joeri en Tatjana, een doof echtpaar, worden aangestoken door ons enthousiasme en willen graag met ons mee. We gaan met een busje en nemen gebarentaalpublicaties op dvd en een dvd-speler mee. Verder hebben we bij ons: een grote thermoskan, roggebrood met gerookte worst en versgebakken pirosjki’s (heerlijke Russische pasteitjes met kool en aardappel). Tenslotte spuiten we een afweermiddel tegen teken op onze huid, kleding en schoenen, want in dit gebied komt teken-encefalitis (een vorm van hersenontsteking) veel voor.

De weg slingert door een spectaculair berglandschap. Overal ruikt het naar jasmijn en seringen. We krijgen er volop energie van! We vinden het geweldig een roedel edelherten te zien die rustig aan het grazen is. De Altaj wonen in houten huizen met metalen daken die in groepjes bij elkaar staan. Vaak staat er naast het huis nog een houten woning die ajyl genoemd wordt, gewoonlijk zeshoekig met een kegelvormig dak. Sommige lijken op een tipi die bedekt is met boomschors. Veel Altaj-gezinnen wonen van mei tot september in de ajyl en in de herfst en winter in het huis.

De plaatselijke Getuigen in het dorp ontvangen ons hartelijk en brengen ons naar het huis van een doof Altaj-echtpaar. Ze zijn heel blij ons te zien en willen weten waar we vandaan komen en wat we komen doen. Ze blijken een computer te hebben, dus als we een dvd tevoorschijn halen, willen ze die meteen bekijken. Ineens wordt er niet meer gepraat, alsof we er niet zijn. Ze zijn helemaal aan het scherm gekluisterd en af en toe doen ze de gebaren na of knikken ze instemmend. Het lukt ons met moeite om hun aandacht te krijgen, zodat we de film kunnen onderbreken en terug kunnen gaan naar de beginscène, waarin een prachtig paradijs op aarde te zien is. Hier zetten we de film stil. We praten over wat God voor de mensheid zal doen en wie voor eeuwig onder die omstandigheden zullen leven. We zijn aangemoedigd door hun belangstelling, en aan het eind van ons bezoek vertellen ze dat er in een ander dorp een paar uur verderop nog een doof echtpaar woont.

We gaan weer op pad. We rijden over een spectaculaire bergpas die tussen steile hellingen ligt en volgen de kronkelweg naar een veel kleiner dorp. Daar vinden we het dove gezin: een echtpaar met hun zoontje en de moeder van de vrouw. Ze zijn heel blij met het onverwachte bezoek. We gaan naar binnen door de kleine deur van hun ajyl. Er hangt een aangename geur van hout en karnemelk. Boven in het kegelvormige dak zit een rond gat, waar het licht door naar binnen valt. In een hoek staat een witte stenen oven, en aan de muren hangen vrolijke rode kleden. Het echtpaar zet ons iets typisch Altaïsch voor: een soort oliebollen en thee in kleine Aziatische kommetjes. We vragen of het mogelijk is een vriend van God te zijn. Daar weten ze niet meteen een antwoord op. De moeder van de vrouw vertelt dat ze als kind ooit wat voedsel naar een plek in de bergen heeft gebracht als offer voor de goden. „Wat dat precies betekende, weet ik niet”, en ze haalt haar schouders op en glimlacht. „Het was de traditie.”

Als we een dvd over dat onderwerp laten zien, begint hun gezicht te stralen. Ze willen graag meer over de Bijbel leren, maar hoe? Meestal is het handig om via sms’jes contact te hebben met doven, maar er is geen enkele gsm-mast in de omgeving. Dus beloven we om per brief contact te houden.

De zon gaat al onder als we afscheid nemen, en moe maar tevreden beginnen we aan de lange rit terug naar Gorno-Altajsk. Een tijdje later vragen we plaatselijke Getuigen hoe het met het gezin gaat. Die vertellen ons dat de man om de week naar een grotere plaats gaat, waar hij Bijbelles krijgt en een vergadering bezoekt. Een plaatselijke zuster die gebarentaal kent, helpt hem daarbij. We zijn heel blij dat onze inspanningen effect hebben gehad!

Onze zoektocht naar oprechte, dove mensen is te vergelijken met het zoeken naar schatten die diep in de bergen verborgen liggen. Vele uren zoeken worden beloond als we op een verdwaalde schat stuiten. De gouden bergen van Altaj zullen ons altijd doen denken aan de oprechte mensen die we daar hebben ontmoet.