Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Wist u dit?

Wist u dit?

Wist u dit?

Wat was het altaar voor „een onbekende God” dat de apostel Paulus in Athene zag? — Handelingen 17:23.

Een aantal Griekse schrijvers uit de oudheid maakten melding van zulke altaren. De historicus en aardrijkskundige Pausanias uit de tweede eeuw n.Chr. zei bijvoorbeeld dat er in Olympia „een altaar van Onbekende goden” was. En de redenaar en filosoof Philostratus zei dat er in Athene „altaren opgericht [waren] ter ere van onbekende goden”.

De schrijver Diogenes Laërtius uit de derde eeuw n.Chr. vertelt een verhaal dat verklaart hoe zulke „anonieme altaren” zijn ontstaan. De overlevering, die uit de zesde of zevende eeuw v.Chr. stamt, gaat over een zekere Epimenides die Athene reinigde van een pestepidemie. Diogenes schrijft: „Hij [Epimenides] nam schapen (...) en bracht ze naar de Areopagus. Daarvandaan liet hij ze lopen waarheen ze maar wilden en hij gaf de begeleiders opdracht om elk schaap daar waar het ging liggen aan de plaatselijke godheid te offeren. Zo maakte hij een eind aan de ramp. Vandaar dat er ook nu nog in de verschillende districten van Athene anonieme altaren te vinden zijn.”

Een andere mogelijke reden waarom altaren voor onbekende goden werden gebouwd, was „de angst dat men verzuimde een onbekende god of godin te eren en zo de hulp van die godheid misliep of zich zijn of haar woede op de hals haalde” (The Anchor Bible Dictionary).

Waarom keken de Joden in de eerste eeuw neer op belastinginners?

Mensen hebben het nooit leuk gevonden om belasting te betalen. Maar in de eerste eeuw werden belastinginners in Israël als de meest verachtelijke en corrupte mensen bezien.

De Romeinse overheersers legden het volk zware belastingen op. Romeinse ambtenaren inden grondbelasting en hoofdgeld (hoofdelijke belasting), maar het innen van in- en uitvoerrechten, en ook van doorvoerrechten, werd verpacht aan de hoogste bieder. Plaatselijke zakenmannen kochten zo het recht om in een bepaald gebied belastingen te innen. Hun vrijwillige samenwerking met de gehate Romeinen werd ze door andere Joden bijzonder kwalijk genomen. Ze werden door hen „als verraders en afvalligen beschouwd, verontreinigd door hun veelvuldige contact met de heidenen”, zegt de encyclopedie van McClintock en Strong.

Belastinginners stonden erom bekend oneerlijk te zijn, en ze verrijkten zich ten koste van hun landgenoten. Ze taxeerden bijvoorbeeld de belastbare goederen te hoog en staken de winst in eigen zak of gebruikten valse beschuldigingen om de armen af te persen (Lukas 3:13; 19:8). Als gevolg daarvan werden belastinginners op één lijn gesteld met zondaars en, zo zegt The Jewish Encyclopedia, „ongeschikt geacht om als rechter of zelfs maar als getuige op te treden” (Mattheüs 9:10, 11).

[Illustratie op blz. 18]

Altaar voor een onbekende god (ruïnes van Pergamum, Turkije)

[Illustratie op blz. 18]

Romeins reliëf met een belastinginner (2de of 3de eeuw n.Chr.)

[Verantwoording]

Erich Lessing/Art Resource, NY