Welke hoop is er voor onze voorouders?
EEN tijdje geleden stond de volgende intrigerende kop in de Chosun Ilbo, een Zuid-Koreaanse krant: „’De bewonderenswaardige Shim Cheong’, die niets van Jezus wist — Is ze in de hel?”
Die kop was provocerend, want Shim Cheong is een geliefde jonge vrouw uit een Koreaans volksverhaal die haar leven opoffert om haar blinde vader te helpen. Er is vaak heel lovend over haar gesproken. In de Koreaanse cultuur wordt Shim Cheong zelfs gebruikt als schoolvoorbeeld van een toegewijde dochter.
Voor velen leek het oneerlijk en zelfs aanstootgevend dat zo iemand zou worden gestraft in de hel, alleen maar omdat ze geen gedoopte christen was. Het verhaal zou tenslotte hebben plaatsgevonden lang voordat de boodschap over de Christus in haar dorp bekend werd.
In het artikel stond ook een interview met een geestelijke. Hem werd gevraagd of mensen die zijn gestorven zonder de gelegenheid te hebben gehad iets over Jezus te leren, allemaal naar de hel zijn gegaan. Zijn antwoord? „Dat weten we niet. We gaan ervan uit dat er een of andere goddelijke voorzienigheid [voor zulke mensen] moet zijn.”
EEN VEREISTE VOOR REDDING
De Catechismus van de Katholieke Kerk zegt over de doop dat „het de geboorte uit water en geest aanduidt en verwezenlijkt, zonder welke ’niemand het rijk Gods kan binnengaan’ (Joh. 3,5)”. Daarom geloven heel wat mensen dat personen die sterven zonder gedoopt te zijn, in de hel belanden of op een andere manier lijden ondergaan.
Maar veel anderen vinden dat idee absurd. Miljoenen mensen zijn gestorven zonder ooit van de Bijbel te hebben gehoord. Verdienen ze eeuwige pijniging? Wat zegt de Bijbel hierover?
DE BIJBELSE HOOP
De Bijbel laat duidelijk zien dat God geen mensen straft die tijdens hun leven zijn vereisten niet hebben gekend. Handelingen 17:30 geeft ons de verzekering: „God heeft (...) de tijden van zulk een onwetendheid voorbijgezien.” Welke hoop is er volgens de Bijbel dan voor mensen die zijn gestorven zonder dat ze de gelegenheid hebben gehad om meer over God te leren?
Het antwoord valt af te leiden uit wat Jezus tegen een van de misdadigers naast hem aan de paal zei. De man zei tegen Jezus: „Denk aan mij wanneer gij in uw koninkrijk gekomen zijt.” Jezus antwoordde hem: „Voorwaar, ik zeg u heden: Gij zult met mij in het Paradijs zijn” (Lukas 23:39-43).
Beloofde Jezus dat de man naar de hemel zou gaan? Nee, want de man was niet „wedergeboren” uit water en geest, wat een voorwaarde was om het Koninkrijk in de hemel binnen te gaan (Johannes 3:3-6). Jezus beloofde dat de misdadiger weer zou leven — in het paradijs. De man, een Jood, was waarschijnlijk bekend met het aardse paradijs (de Hof van Eden) dat in het eerste boek van de Bijbel wordt beschreven (Genesis 2:8). Jezus’ belofte gaf hem de vaste hoop op een opstanding in het paradijs dat hier op aarde zal worden hersteld.
De Bijbel belooft zelfs dat er „een opstanding zal zijn van zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen” (Handelingen 24:15). „De onrechtvaardigen” zijn mensen die zich niet aan Gods rechtvaardige normen hebben gehouden omdat ze Gods wil niet kenden. Jezus zal de onrechtvaardige misdadiger die naast hem hing, en ook miljoenen anderen — misschien wel miljarden — die in onwetendheid gestorven zijn, weer tot leven brengen. Daarna zullen ze in het paradijs op aarde Gods vereisten leren en zullen ze de kans hebben te bewijzen dat ze van God houden door zijn geboden na te leven.
ALS DE ONRECHTVAARDIGEN WEER TOT LEVEN KOMEN
Zullen de onrechtvaardigen wanneer ze weer tot leven worden gewekt, geoordeeld worden op basis van hun vroegere daden? Nee, want Romeinen 6:7 zegt: „Wie gestorven is, is van zijn zonde vrijgesproken.” De onrechtvaardigen hebben door hun dood voor hun zonden betaald. Ze zullen dus worden geoordeeld op basis van wat ze na hun opstanding doen, en niet op basis van wat ze vóór hun dood hebben gedaan zonder beter te weten. Wat zal dat voor hen betekenen?
Na de opstanding zullen de onrechtvaardigen de kans hebben Gods wetten te leren kennen, die bekend zullen worden als er symbolische boekrollen worden geopend. Ze zullen daarna worden geoordeeld „overeenkomstig hun daden”, dat wil zeggen, het wel of niet gehoorzamen van Gods wetten (Openbaring 20:12, 13). Voor veel van de onrechtvaardigen zal dat niet een tweede kans zijn maar hun eerste echte gelegenheid om eeuwig leven op aarde te krijgen door Gods wil te leren kennen en die te doen.
Die Bijbelse leer heeft veel mensen geholpen hun geloof in God terug te krijgen. Yeong Sug bijvoorbeeld was opgevoed als vroom katholiek. Verschillende familieleden van haar waren priester. Omdat ze graag non wilde worden, ging ze naar een klooster. Later verliet ze het klooster omdat ze teleurgesteld was in wat ze daar allemaal had zien gebeuren. Bovendien kon ze zich niet vinden in de leer van het hellevuur, omdat ze het niet rechtvaardig of liefdevol vond dat mensen in een vurige hel gepijnigd zouden worden.
Toen liet een van Jehovah’s Getuigen Yeong Sug deze woorden uit de Bijbel lezen: „De levenden zijn zich ervan bewust dat zij zullen sterven; maar wat de doden betreft, zij zijn zich van helemaal niets bewust, ook hebben zij geen loon meer” (Prediker 9:5). De Getuige hielp haar in te zien dat haar voorouders niet in een hel worden gepijnigd, maar dat ze in de dood slapen en wachten op een opstanding.
Omdat Yeong Sug wist dat veel mensen de waarheid uit de Bijbel nog nooit hadden gehoord, vormden Jezus’ woorden in Mattheüs 24:14 een stimulans voor haar: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen.” Nu predikt ze het goede nieuws en praat ze met anderen over haar prachtige Bijbelse hoop.
GOD IS NIET PARTIJDIG
De Bijbel zegt dat „God niet partijdig is, maar in elke natie is de mens die hem vreest en rechtvaardigheid beoefent, aanvaardbaar voor hem” (Handelingen 10:34, 35). Dat is precies de volmaakte rechtvaardigheid die we zouden verwachten van de God die „rechtvaardigheid en gerechtigheid” liefheeft (Psalm 33:5).