Lang voordat Jehovah, God, mensen schiep, maakte hij miljoenen engelen (Job 38:4, 7). Engelen zijn machtige geestelijke schepselen die God dienen. Soms geeft God ze de opdracht om zijn aanbidders op aarde te leiden en te beschermen (Psalm 91:10, 11). In deze tijd helpen engelen mensen door ervoor te zorgen dat ze het goede nieuws horen dat Jezus’ volgelingen bekendmaken. (Lees Openbaring 14:6, 7.)

Mogen we tot engelen bidden om hulp? Nee. Gebed is een daad van aanbidding, en we horen alleen God te aanbidden (Openbaring 19:10). Omdat engelen dienaren van God zijn, reageren ze op wat God van ze vraagt, en niet op wat mensen aan ze vragen. Daarom mogen we alleen maar tot God bidden — via Jezus. (Lees Psalm 103:20, 21; Mattheüs 26:53.)

Engelen hebben net als mensen een vrije wil van God gekregen. Ze kunnen er dus voor kiezen het goede of het slechte te doen. Jammer genoeg zijn veel engelen tegen God in opstand gekomen (2 Petrus 2:4). De eerste engel die dat deed was Satan. Ook andere engelen kwamen in opstand en werden zo demonen. Niet zo lang geleden zijn Satan en zijn demonen uit de hemel verdreven en „neergeslingerd” naar de aarde. (Lees Openbaring 12:7-9.)

De enorme toename in slechtheid en geweld sinds 1914 is een teken dat God Satan en de demonen binnenkort onschadelijk gaat maken. Daarna zal God de aarde in een paradijs veranderen, zoals hij oorspronkelijk van plan was. (Lees Openbaring 12:12; 21:3, 4.)