Doorgaan naar inhoud

De graduatie van de 136ste klas van de Wachttoren-Bijbelschool Gilead

De graduatie van de 136ste klas van de Wachttoren-Bijbelschool Gilead

Na vijf maanden intensieve Bijbelstudie is op zaterdag 8 maart 2014 de 136ste klas van Gilead gegradueerd. Deze school leidt ervaren volletijdwerkers van Jehovah’s Getuigen op om productiever te worden in hun dienst en het geloof van andere Getuigen te versterken. In totaal volgden 11.548 personen het programma, in het onderwijscentrum van Jehovah’s Getuigen in Patterson (New York) of via een videoverbinding in Canada, Jamaica, Puerto Rico en de Verenigde Staten.

„Bewaart die geestesgesteldheid in u.” David Splane, lid van het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen, was de voorzitter van het programma. Hij begon zijn lezing met een bespreking gebaseerd op Filippenzen 2:5-7: „Bewaart die geestesgesteldheid in u welke ook in Christus Jezus was.” Tijdens Jezus’ leven op aarde bleek dat hij niet op positie gericht was, maar dat hij nederig het werk deed dat God hem opgedragen had.

Zo wees hij de verleidingen van de Duivel af met de woorden „er staat geschreven” en deed hij vervolgens aanhalingen uit een toespraak van Mozes tot het volk Israël (Mattheüs 4:4, 7, 10; Deuteronomium 6:13, 16; 8:3). Jezus had als gezalfde Zoon van God zijn eigen woorden kunnen gebruiken, maar hij toonde nederig waardering voor Mozes’ woorden. Ook wij moeten de vaardigheden van anderen erkennen en gul zijn met complimenten.

Broeder Splane liet verder uitkomen hoe Jezus aan het eind van zijn opleidingsperiode op aarde liet zien dat hij de juiste instelling had. In een gebed zei Jezus: „Ik heb u op de aarde verheerlijkt, daar ik het werk heb voleindigd dat gij mij te doen hebt gegeven. En nu, Vader, verheerlijk mij naast uzelf met de heerlijkheid die ik naast u had voordat de wereld was” (Johannes 17:4, 5). Jezus was niet uit op meer voorrechten. Hij vroeg alleen of hij zijn ’oude baan’, de positie die hij eerst in de hemel had, terug mocht hebben als hij weer in de hemel kwam. Afgestudeerden van Gilead moeten Jezus’ voorbeeld volgen door zich op het werk te concentreren in plaats van op een positie en door tevreden te zijn, ook als ze in hun toewijzing geen verdere verantwoordelijkheden krijgen.

„Offers brengen zonder spijt.” William Malenfant, die het Onderwijscomité van het Besturende Lichaam assisteert, gaf de studenten de raad de zelfopofferende houding van Paulus na te volgen. Hij bleef niet stilstaan bij wat hij had opgegeven om God te dienen, maar zei: „Ik vergeet wat achter me ligt en richt mij op wat voor me ligt. Ik ga recht op mijn doel af” (Filippenzen 3:13, 14, De Nieuwe Bijbelvertaling).

Door offers te brengen zonder daar spijt van te hebben, volgen de studenten het voorbeeld van trouwe aanbidders van God uit de oudheid en in deze tijd. Broeder Malenfant citeerde Clara Gerber Moyer, die al van kleins af aan Jehovah dient. Ze schreef: „Wat is het een voorrecht terug te kijken op meer dan tachtig jaar opgedragen dienst voor God — zonder spijt! Als ik mijn leven over zou kunnen doen, zou ik het weer zo leven.”

„Het Koninkrijk bekendmaken met engelen en als engelen.” Gerrit Lösch, lid van het Besturende Lichaam, sprak over twee bijzondere voorrechten van predikers. Ten eerste: ze kunnen Gods engelen genoemd worden omdat ze Zijn boodschap van het goede nieuws van het Koninkrijk bekendmaken, want het Hebreeuwse en het Griekse woord dat in de Bijbel met „engel” vertaald is, kan ook „boodschapper” betekenen. Ten tweede worden ze net als Filippus bij het prediken van het goede nieuws geleid door engelen in de hemel (Handelingen 8:26-35).

Daarna vertelde broeder Lösch ervaringen van Jehovah’s Getuigen tijdens de prediking. Gabino, een Getuige in Mexico, klopt meestal maar één of twee keer op een deur, maar deze keer klopte hij vier keer. De man die opendeed, vertelde dat hij op het punt had gestaan zelfmoord te plegen. Hij zei: „Toen je voor de vierde keer klopte, stond ik met het touw om mijn nek. Ik heb het afgedaan om de deur open te doen. Ik ben je heel dankbaar dat je hebt volgehouden. Als je dat niet had gedaan, had ik mezelf opgehangen.”

Soms zijn zulke ervaringen toeval, maar vaak ook niet. Voor ons is het een bewijs dat Gods engelen het wereldwijde predikingswerk leiden (Openbaring 14:6).

„De aanzienlijke zal gezegend worden.” Michael Burnett, een van de leraren, besprak het voorbeeld van Jabez, een nakomeling van Juda, die „aanzienlijker dan zijn broers” was. Hij bad: „Indien gij mij zonder mankeren zult zegenen en inderdaad mijn gebied zult uitbreiden en uw hand werkelijk met mij blijkt te zijn, en gij mij werkelijk voor rampspoed behoedt . . .” (1 Kronieken 4:9, 10).

De studenten kunnen het goede voorbeeld van Jabez volgen door specifiek te zijn in hun gebeden en door God te vragen hen te helpen de Gileadopleiding op een goede manier in de praktijk te brengen. Ze kunnen God ook vragen ze te behoeden voor rampspoed, niet door ze volledig voor de gevolgen ervan te beschermen maar door ervoor te zorgen dat ze niet bezwijken onder het verdriet of de gevolgen van het kwaad. God heeft het gebed van Jabez verhoord en hij zal ook de gebeden van de studenten verhoren.

„Houd het vuur brandend.” Mark Noumair, een Gileadleraar die ook het Onderwijscomité assisteert, hield een lezing gebaseerd op 1 Thessalonicenzen 5:16-19. Net zoals een vuur brandstof, zuurstof en warmte nodig heeft om te blijven branden, hebben de studenten drie dingen nodig om enthousiast voor de dienst te blijven.

Ten eerste: „Verheugt u altijd” (1 Thessalonicenzen 5:16). Vreugde is als brandstof en maakt iemand enthousiast. De studenten kunnen vreugde ontwikkelen door te mediteren over het feit dat ze door Jehovah goedgekeurd zijn. Ten tweede: „Bidt zonder ophouden” (1 Thessalonicenzen 5:17). Het gebed is als zuurstof die een vuur doet opleven. We moeten proberen onze gebeden langer te maken en God alles vertellen wat er in ons hart leeft. Ten derde: „Brengt in verband met alles dank” (1 Thessalonicenzen 5:18). Door een dankbare houding krijgen we een betere band met Jehovah en met onze broeders en zusters. Broeder Noumair zei: „Koester warme gevoelens van waardering en vermijd een kille, kritische houding.”

„Loof Jehovah samen met de hemelen.” Sam Roberson, die ook les geeft op de theocratische scholen, haalde Bijbelteksten aan die laten uitkomen dat de zon, de maan en de sterren Jehovah loven (Psalm 19:1; 89:37; 148:3). De studenten hebben tijdens hun opleiding de gelegenheid gehad Jehovah te loven in de velddienst. Een aantal van hun ervaringen werd nagespeeld. Een student stopte bijvoorbeeld om een man in een rolstoel over te laten steken en de man bedankte hem. De student bedankte op zijn beurt de man. Er volgde een gesprek en de man nam het aanbod van een gratis Bijbelstudie aan. In de weken erna kon de student getuigenis geven aan verschillende mensen die de man tijdens de studie kwamen bezoeken. Hierdoor werden uiteindelijk nog zeven Bijbelstudies begonnen.

„Sterker door onderwijs van God.” Donald Gordon, die het Uitgeverscomité assisteert, interviewde twee echtparen uit de klas. Een van de broeders zei dat Efeziërs 3:16-20 tijdens de school vaak naar voren was gekomen. Er was benadrukt dat de studenten „sterk gemaakt” konden worden door nederig en benaderbaar te zijn en door te beseffen dat Jehovah nog veel werk te doen heeft voor elke Getuige. Een van de zusters vertelde dat een opmerking van een van de Gileadleraren veel indruk op haar had gemaakt. Hij gaf de studenten de raad om niet als een grote vis in een kleine kom te zijn zonder ruimte voor groei, maar als een klein visje in een grote oceaan. Ze zei: „Het leerde me dat als ik me in Jehovah’s organisatie als een mindere opstel, hij me zal helpen geestelijk te groeien.”

„Mag Jehovah jullie ten goede gedenken.” Mark Sanderson, een lid van het Besturende Lichaam, hield de hoofdlezing van het graduatieprogramma. Zijn thema was ontleend aan een gebed van Nehemia: „Gedenk mij toch, o mijn God, ten goede” (Nehemia 5:19; 13:31). Nehemia was niet bang dat Jehovah hem en het werk dat hij voor Hem had gedaan op de een of andere manier zou vergeten. Maar hij vroeg Jehovah om met genegenheid aan hem te denken en hem te zegenen.

Ook de studenten kunnen erop vertrouwen dat Jehovah ze „ten goede” zal gedenken als ze toepassen wat ze op Gilead hebben geleerd. Hun diepe liefde voor Jehovah moet bijvoorbeeld hun belangrijkste motief zijn om hem te aanbidden (Markus 12:30). Abraham hield met heel zijn hart van Jehovah en Jehovah bleef met genegenheid aan hem denken. Zelfs duizenden jaren na Abrahams dood sprak God over hem als „mijn vriend” (Jesaja 41:8).

Daarna gaf broeder Sanderson de studenten de raad liefde voor anderen en vooral voor hun broeders en zusters te hebben (Markus 12:31). Net zoals de barmhartige Samaritaan zichzelf „tot de naaste [had] gemaakt van de man die in de handen van de rovers was gevallen”, moeten ze het initiatief nemen anderen te helpen die het nodig hebben (Lukas 10:36). Hij noemde het voorbeeld van Nicholas Kovalak, een afgestudeerde van Gilead die als districtsopziener had gediend. Broeder Kovalak stond bekend als een hartelijk iemand met liefde voor anderen. Hij gaf een reizende opziener en zijn vrouw eens het advies om ijverig te zijn in de dienst en zei: „Vroeg op de dag, vroeg in de week, vroeg in de maand, vroeg in het jaar.” Maar nadat hij de zuster een paar dagen had meegemaakt, zei hij: „Vergeet maar wat ik gezegd heb. Je doet al meer dan je kunt. Doe het iets rustiger aan, dan hou je het langer vol.” Zijn vriendelijke, meelevende woorden hebben de zuster geholpen daarna nog tientallen jaren in de volletijddienst te staan.

Tot slot gaf broeder Sanderson de studenten de raad om aan het doel van hun opleiding te beantwoorden door anderen op te leiden (2 Timotheüs 2:2). Dan zullen ze in hun toewijzing niet alleen een versterkende en stabiliserende invloed op de broeders en zusters hebben, maar ook de verzekering hebben dat Jehovah ze „ten goede” zal gedenken (Psalm 20:1-5).

Besluit. Nadat de studenten hun diploma hadden gekregen, las een van hen een bedankbrief van de klas voor. Toen zongen vijftien studenten a capella lied 123 uit Zing voor Jehovah, dat de titel heeft „Herders zijn gaven in mensen”.