Doorgaan naar inhoud

De graduatie van de 137ste klas van de Wachttoren-Bijbelschool Gilead

De graduatie van de 137ste klas van de Wachttoren-Bijbelschool Gilead

Op 13 september 2014 is in het onderwijscentrum van Jehovah’s Getuigen in Patterson (New York) de 137ste klas van Gilead gegradueerd. Hier worden Getuigen van Jehovah die al veel ervaring hebben, opgeleid om de gemeenten en bijkantoren waaraan ze worden toegewezen nog beter te kunnen ondersteunen. Het graduatieprogramma kon via een videoverbinding ook op andere plaatsen worden bekeken. In totaal volgden 12.333 personen het programma, verspreid over locaties in Canada, Jamaica, Puerto Rico en de Verenigde Staten.

Samuel Herd, lid van het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen, was de voorzitter van het programma. In zijn openingswoorden besprak hij dat Jehovah’s gedachten veel hoger zijn dan die van ons (Jesaja 55:8, 9). Hij zei dat de Gileadstudenten, zelfs nadat ze vijf maanden lang hun geest met Gods gedachten hadden gevuld, nog maar „de zomen van zijn wegen” hadden gezien, dat wil zeggen dat ze nog lang niet uitgeleerd zijn (Job 26:14). Broeder Herd zei verder dat we elke keer dat we bij elkaar komen om Gods gedachten te bespreken iets leren, en dat het graduatieprogramma daarop geen uitzondering zou zijn.

„De vrucht van de geest is geduld” (Galaten 5:22). John Larson, lid van het bijkantoorcomité van de Verenigde Staten, besprak twee manieren waarop we geduld, een aspect van de vrucht van Gods geest, kunnen tonen. Ten eerste moeten we geduldig zijn met Jehovah terwijl hij ons opleidt en helpt om sterk in het geloof te worden (1 Petrus 5:10). Een goed voorbeeld van geduld was Abraham: hij liet zich door Jehovah opleiden en uiteindelijk werd Gods belofte aan hem vervuld (Hebreeën 6:15).

Ten tweede moeten we geduldig zijn met onszelf. De studenten zouden na hun Gileadopleiding te veel van zichzelf kunnen verwachten. Als het na aankomst in hun toewijzing niet meteen goed gaat, zouden ze zich kunnen afvragen of ze iets verkeerd doen. Om de studenten gerust te stellen, vertelde broeder Larson een persoonlijke ervaring. Hij liet daarmee uitkomen dat ze problemen kunnen overwinnen door geduldig met zichzelf te zijn en ijverig te blijven terwijl God hun opleiding afmaakt (Hebreeën 6:11, 12).

„Behoud een nederig hart en leef voor altijd!” Het thema van de lezing die Anthony Morris van het Besturende Lichaam hield, was gebaseerd op de laatste zin van Psalm 22:26: „Uw hart leve voor eeuwig.” Om die zegening te ontvangen, moeten we nederig zijn. Broeder Morris benadrukte dat we zonder nederigheid niet langer bruikbaar zijn voor Jehovah. We zouden, zelfs als we Jehovah al lang dienen, kunnen vergeten hoe belangrijk het is om als Jezus te zijn (2 Petrus 1:9).

In de Bijbel staan voorbeelden van nederige en van trotse mensen. Herodes Agrippa was arrogant en genoot van de vleiende woorden van mensen die hem de eer gaven die alleen God toekwam. Daarom werd hij door Gods engel geslagen en „door wormen opgegeten” (Handelingen 12:21-23). Petrus was anders. Toen hij door Jezus werd terechtgewezen omdat hij „niet Gods gedachten, maar die der mensen” dacht, werd hij kennelijk niet chagrijnig of boos (Mattheüs 16:21-23). Hij aanvaardde de terechtwijzing en werd een voorbeeld van nederigheid (1 Petrus 5:5).

Sommige studenten zullen op een van de bijkantoren van Jehovah’s Getuigen dienen en broeder Morris gaf hun de waarschuwing dat ze zonder nederigheid ongelukkig zullen zijn in hun toewijzing. Maar het kan moeilijk zijn om een gebrek aan nederigheid bij jezelf te ontdekken. Om zijn punt duidelijk te maken, vertelde hij over een ouderling die jaren geleden raad kreeg omdat hij niet nederig was en toen naar het bijkantoor schreef: „Ik ken niemand die nederiger is dan ik.” Broeder Morris moedigde de studenten aan om zo’n houding te vermijden. Ze zullen nederig blijven als ze hun autoriteit niet overschatten maar in plaats daarvan erkennen dat Jehovah en Jezus de werkelijke autoriteit bezitten.

„Hij geeft de geest niet met mate” (Johannes 3:34). Michael Burnett, een van de Gileadleraren, herinnerde de studenten eraan dat de heilige geest zal helpen om de problemen of twijfels te overwinnen waar ze in hun toewijzing mee te maken zullen krijgen. Gods geest hielp Bezaleël om de uitdagingen aan te kunnen die zijn toewijzing om de tabernakel te bouwen met zich meebracht (Exodus 35:30-35). De heilige geest versterkte niet alleen de natuurlijke bekwaamheden die Bezaleël als handwerksman had, maar hielp hem ook om anderen op te leiden. De heilige geest kan hetzelfde doen voor de Gileadafgestudeerden, vooral als ze zich laten leiden door het patroon van Bijbelse leringen, dat ze tijdens de opleiding bestudeerd hebben.

In de tijd van Bezaleël speelden ook Israëlitische vrouwen een belangrijke rol bij de bouw van de tabernakel (Exodus 35:25, 26). De zusters in de klas hebben ook laten zien dat ze bekwame vrouwen zijn terwijl ze hun man ondersteunen. Broeder Burnett gaf de studenten tot slot de raad: „Houd je natuurlijke bekwaamheden in evenwicht met nederigheid en een gehoorzame geest. Dan zal Jehovah zijn geest rijkelijk geven.”

„Wil je met me dansen?” Mark Noumair, helper bij het Onderwijscomité, besprak dit thema aan de hand van het voorbeeld van koning David die de ark van het verbond naar Jeruzalem liet brengen (2 Samuël 6:12-14). Die gebeurtenis maakte David erg blij. Nederig danste hij samen met „de slavinnen van zijn dienaren” (2 Samuël 6:20-22). Die slavinnen zouden de dag waarop de koning met ze danste nooit vergeten. Broeder Noumair moedigde de studenten toen aan om ’met de slavinnen te dansen’ en vroeg: „Zul jij bekendstaan als iemand die behulpzaam is voor personen met weinig of geen verantwoordelijkheden? (...) Zul je anderen waarderen om hun geestelijke eigenschappen?”

Als de studenten op die manier trouwe liefde blijven tonen, volgen ze Jehovah na (Psalm 113:6, 7). Ook als anderen in hun omgeving misschien niet nederig zijn, moeten de studenten zich niet laten beïnvloeden door dat soort onvolmaaktheden. Broeder Noumair zei: „Zorg dat je jezelf niet te belangrijk vindt (...) Behandel Jehovah’s schapen zoals hij dat zou doen.”

„Bij elke geschikte gelegenheid prediken”. William Samuelson, opziener van de afdeling Theocratische Scholen, haalde het voorbeeld van de apostel Paulus aan die elke gelegenheid gebruikte om het goede nieuws te prediken (Handelingen 17:17). Daarna speelden de studenten ervaringen na die ze in de dienst hadden meegemaakt tijdens hun verblijf op Gilead. Eén echtpaar sprak met een verkoopster op de markt. Ze wachtten tot er minder klanten waren en toonden haar toen het filmpje De Bijbel onderzoeken — Waarom? Ook wezen ze de vrouw op jw.org, waar ze informatie kon vinden in het Lao, haar moedertaal. Later gingen ze terug om de belangstelling warm te houden.

„Blijf beschikbaar voor het Koninkrijkswerk”. William Nonkes, die op de Dienstafdeling van het bijkantoor in de Verenigde Staten werkt, interviewde vier studenten. In de geest van Jesaja 6:8 hadden ze zich al beschikbaar gesteld voor het Koninkrijkswerk. Maar de school heeft ze toegerust om dat nog vollediger te doen. Snolia Maseko legde uit dat Gilead haar duidelijk heeft gemaakt op welke terreinen ze zich kan verbeteren. Ze had het vooral over de manier waarop ze haar tijd zelfs na een lange dag van dienst verstandig kan gebruiken: „Door Gilead heb ik geleerd dat ik veel meer kan doen dan ik ooit had gedacht.” Een andere student, Dennis Nielsen, heeft geleerd hoe Zefanja 3:17 hem kan helpen niet ontmoedigd te raken in de dienst. Hij zei: „Ook als ik in de velddienst weinig succes heb, moet ik bedenken dat Jehovah heel blij is. (...) Dan moet ik ook blij zijn.”

„Slaat oplettend de vogels des hemels gade” (Mattheüs 6:26). Stephen Lett van het Besturende Lichaam hield de hoofdlezing van het programma. Het thema was gebaseerd op de raad die Jezus gaf om de vogels goed te observeren. Broeder Lett besprak een aantal lessen die we van vogels kunnen leren (Job 12:7).

Net zoals Jehovah de vogels van voedsel voorziet, zo zal hij ook voor ons zorgen. We zijn leden van „Gods huisgezin” en hij verzekert ons dat hij „voor de zijnen” zal zorgen (1 Timotheüs 3:15; 5:8). Natuurlijk moeten we zelf ook ons deel doen. Net zoals vogels het voedsel moeten zoeken waar God in voorziet, zo moeten wij „eerst het koninkrijk” blijven zoeken om zijn zegen te ontvangen (Mattheüs 6:33).

Broeder Lett wees er ook op dat veel vogels alarm slaan als er gevaar dreigt. Zo waarschuwen wij elkaar, bijvoorbeeld wanneer een broeder „een misstap [doet] voordat hij zich ervan bewust is” (Galaten 6:1). En door onze prediking waarschuwen we mensen voor de „dag van Jehovah”, die snel dichterbij komt (Zefanja 1:14). In een ander voorbeeld legde broeder Lett uit dat net zoals trekvogels over hoge bergen heen vliegen, wij met Jehovah’s hulp hindernissen kunnen overwinnen die onoverkomelijk lijken (Mattheüs 17:20).

Besluit. Nadat de diploma’s aan de studenten waren uitgereikt, las één broeder namens de klas een bedankbrief voor. Tot slot sprak broeder Herd over de manier waarop we Jehovah’s gedachten in ons hart prenten. Hij vergeleek dit met de moeite die het kost om lange spijkers in spoorbielzen te slaan. Er zijn meerdere hamerslagen nodig om zo’n spijker stevig vast te zetten. Zo moeten de studenten blijven nadenken over de dingen die ze op Gilead geleerd hebben. „Neem de tijd om ze diep in je hart te spijkeren”, zei broeder Herd. Hij voegde eraan toe: „Leef naar Gods gedachten en je zult een zegen zijn.”