Ze waardeerden haar brieven
Brooke is een Getuige van Jehovah die in de Verenigde Staten woont. Tijdens de COVID-19-pandemie deed ze aan briefgetuigenis. Brooke schreef heel wat brieven per week. Maar na anderhalf jaar voelde ze zich ontmoedigd. Ze had maar van één iemand een reactie gehad, en die wilde dat ze hem nooit meer schreef. Brooke vroeg zich af of haar inspanningen ook maar enig verschil maakten.
Maar na een tijdje vertelde Kim, een Getuige die bij een bank werkt, Brooke over een gesprek dat ze met een klant had gehad. De klant vertelde Kim over een handgeschreven brief die hij van een van Jehovah’s Getuigen had ontvangen. Het bleek een brief van Brooke te zijn. De week daarna was de klant weer bij de bank. Tijdens zijn gesprek met Kim vroeg hij of hij onze bijeenkomsten kon bijwonen, die op dat moment via videoconferentie werden gehouden.
Kort daarna vertelde David, ook een Getuige, Brooke over een collega van hem die een van haar brieven had ontvangen. Wat die collega bijzonder vond, was dat de brief handgeschreven was. Hij zei: ‘Meer mensen zouden zulke persoonlijke belangstelling voor anderen moeten tonen.’ David greep de gelegenheid aan om getuigenis te geven en bood aan lectuur mee te nemen voor zijn collega, die dat graag wilde.
Jehovah’s Getuigen beseffen dat ze het niet altijd zullen weten als het zaad dat ze in de velddienst hebben gezaaid, ontspruit (Prediker 11:5, 6). Maar Brookes ervaringen hebben haar een hernieuwde waardering gegeven voor haar aandeel aan de prediking (1 Korinthiërs 3:6).