9 AUGUSTUS 2016
ARMENIË
Eerste Getuigen van Jehovah voltooien programma voor vervangende burgerdienst in Armenië
De eerste generatie jonge Getuigen in Armenië die voordeel trekt van het programma voor vervangende burgerdienst, verricht nuttig werk in het kader van hun dienstplicht. De vorige generatie Jehovah’s Getuigen werd geconfronteerd met gevangenzetting voor het weigeren van militaire dienst op grond van gewetensbezwaren. In 2013 wijzigde Armenië echter de wet om te voorzien in de mogelijkheid van vervangende burgerdienst in plaats van militaire dienst. Tot op heden zijn er ruim 200 Getuigen voor dit programma ingeschreven. Tegen het eind van juni 2016 hadden zestien Getuigen hun dienstplicht afgerond.
Een succesvol programma voor vervangende burgerdienst
De eerste jonge Getuigen die het programma hebben afgerond werden aanvankelijk gevangengezet voor het weigeren van militaire dienst. Met de inwerkingtreding van de nieuwe wet zijn deze Getuigen overgeplaatst naar het programma voor vervangende burgerdienst. In januari 2014 gingen ze aan het werk als tuinier, stratenveger, ondersteuner bij medische instellingen of als dienstverlener elders.
De jonge mannen die hun toewijzing in het kader van de vervangende burgerdienst hebben afgerond, zijn dankbaar dat de regering hun de kans heeft gegeven om zinvol werk te verrichten, zoals het verfraaien van de leefomgeving en het verlenen van hulp aan behoeftigen. Het nieuwe programma zorgt ervoor dat jonge mannen na hun dienst verder kunnen als productieve leden van de maatschappij zonder het stigma van een strafblad.
De 22-jarige Davit Arakeljan voltooide zijn vervangende burgerdienst als verpleeghulp in een verzorgingstehuis. Hij vertelde: ‘De vervangende dienst heeft me geholpen om serieuzer te zijn, meer verantwoordelijkheidsbesef te hebben en om hard te werken. Ik ben blij dat ik mijn dienstplicht heb kunnen vervullen op een manier die anderen echt tot nut was. De leidinggevenden, het personeel en zelfs een aantal bewoners van het verzorgingstehuis prezen ons werk.’ Michajil Manasjan, eveneens 22 jaar oud, werd toegewezen aan het ministerie van Noodsituaties. Hij zei: ‘Ik heb tijdens mijn dienst een nieuwe vaardigheid geleerd waar ik nu mijn werk van kan maken. Ik ben in staat geweest mijn dienstplicht te vervullen zonder mijn geweten geweld aan te doen.’
Kan de ervaring in Armenië andere landen bewegen om vervangende burgerdienst in te voeren?
Armenië heeft onlangs een volgende stap gezet door het recht op weigering van militaire dienst op grond van gewetensbezwaren op te nemen in de Grondwet. De gewijzigde Grondwet trad in december 2015 in werking. Artikel 41 lid 3 luidt: ‘Elke burger voor wie militaire dienst in strijd is met zijn religie of overtuiging heeft het recht om vervangende dienst te verrichten in plaats van militaire dienst volgens de procedure die door de wet is voorgeschreven.’ De Commissie van Venetië van de Raad van Europa prees Armenië voor deze stap en noemde deze een ‘voortreffelijke manier om de implementatie van de zaak Bayatyan v. Armenia * te garanderen, [welke] complimenten verdient’.
Met dit programma voor vervangende burgerdienst voldoet Armenië aan internationale standaarden. Armenië heeft zich ontwikkeld van een bewind dat gewetensbezwaarde dienstweigeraars strafte, tot een bewind dat hun recht op vrijheid van geweten respecteert. De voordelen van dit beleid dienen als voorbeeld voor andere landen waar straffen worden opgelegd aan gewetensbezwaarde dienstweigeraars. De ervaring in Armenië laat zien dat de invoering van dit programma zowel in de behoeften van de regering kan voorzien als in die van de burgers.
Tigran Haroetjoenjan zei namens Jehovah’s Getuigen het volgende: ‘We zijn dankbaar dat de Armeense regering positieve stappen heeft ondernomen om de bescherming van elementaire mensenrechten te waarborgen, waaronder het recht op dienstweigering op grond van gewetensbezwaren. Jonge Getuigen in Armenië kunnen nu hun verplichting aan de regering nakomen op een manier die hun geweten respecteert en anderen tot voordeel strekt.’
^ ¶8 Bayatyan v. Armenia ([GC], no. 23459/03, ECHR 2011) was een baanbrekende uitspraak van de grote kamer van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Het was de eerste keer dat het Hof oordeelde dat het recht op dienstweigering op grond van gewetensbezwaren volledig wordt beschermd onder artikel 9 (vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst) van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.