8 JUNI 2021
COLOMBIA
Hulpacties voor onze broeders en zusters in Colombia
Sinds eind april 2021 heerst er in Colombia maatschappelijke onrust. Er zijn geen Getuigen van Jehovah gewond geraakt of gedood. Maar in sommige gebieden zijn voedsel en brandstof moeilijk verkrijgbaar. En naast de daardoor ontstane tekorten ondervinden onze broeders en zusters ook nog steeds de gevolgen van de COVID-19-pandemie.
Om ze in deze moeilijke tijd te helpen, heeft het bijkantoorcomité in Colombia vijf hulpverleningscomités aangesteld. Zij bieden praktische hulp, waarbij de voorzorgsmaatregelen in verband met COVID-19 worden gevolgd. Plaatselijke broeders en zusters helpen elkaar, vooral bij het verkrijgen van voedsel. De plaatselijke ouderlingen en kringopzieners bieden ook geestelijke hulp aan verkondigers.
Broeder Almond Winklaar, die een van de hulpverleningscomités helpt, zegt: ‘We zitten in een hele moeilijke situatie. Ik dank Jehovah dat hij zo snel in actie komt om in deze stressvolle tijd voor zijn aanbidders te zorgen.’
Achttien verkondigers en hun gezinnen uit de gemeente La Loma Arena ontvingen voedsel. Een pioniersechtpaar uit die gemeente zei: ‘We waren dolblij toen we de benodigdheden van het hulpverleningscomité kregen. Dat zagen we als een antwoord op onze gebeden. We zijn heel dankbaar voor onze geestelijke familie, die ons precies gaf wat we nodig hadden. En voor Jehovah, die ons kracht en doorzettingsvermogen geeft.’
Medewerkers van een grote supermarkt, waar de hulpverleningscomités veel van de benodigdheden inkochten, waren onder de indruk van de hulpacties. Eén medewerker zei: ‘Ik wist dat Jehovah’s Getuigen aan de deur kwamen om over Gods Woord te praten, maar ik ben erg onder de indruk van dit geweldige werk om behoeftigen te helpen.’
Ondanks de uitdagende omstandigheden houden onze broeders en zusters aan hun geestelijke routine vast. Jehovah zal zowel in materieel als in geestelijk opzicht blijven zorgen voor onze lieve broeders en zusters, die steeds weer bewijzen dat ze ‘geen deel van de wereld’ zijn (Johannes 17:16).