21 FEBRUARI 2017
GEORGIË
Europees Hof bevestigt godsdienstvrijheid Jehovah’s Getuigen in Georgië
De godsdienstvrijheid die Jehovah’s Getuigen nu in Georgië hebben, staat in schril contrast met hoe hun situatie een aantal jaar geleden was. Getuigen zijn nu wettelijk geregistreerd en de regering staat hun toe om hun geloof in vrijheid te belijden. Van 1999 tot 2003 waren de omstandigheden echter heel anders. Destijds liet de regering toe dat Getuigen werden aangevallen door religieuze extremisten en weigerde ze de daders te vervolgen.
De vervolging van Getuigen in die donkere periode leidde ertoe dat ze een aantal verzoekschriften indienden bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Een van deze verzoekschriften, de zaak Tsartsidze and Others v. Georgia, ging over drie voorvallen in Georgië in 2000 en 2001 waarbij sprake was van openlijke geweldpleging, verstoring van religieuze diensten, vernietiging van eigendom en fysiek en verbaal politiegeweld.
Op 17 januari 2017 deed het EHRM uitspraak in de Tsartsidze-zaak, waarin ze oordeelde dat de rechten van Getuigen waren geschonden. Het EHRM erkende dat de Georgische politie ofwel direct betrokken was bij de incidenten, ofwel had nagelaten de slachtoffers te beschermen. Het EHRM oordeelde ook dat de rechtbanken en de rechters in Georgië door hun oppervlakkige en bevooroordeelde feitenonderzoek tekort waren geschoten in de bestrijding van het geweld tegen de Getuigen.
Derde veroordeling van door de regering gesteunde vervolging
Dit was de derde uitspraak van het EHRM tegen Georgië over wat het Hof aanduidt als ‘religieus geweld tegen Jehovah’s Getuigen in het hele land’ dat werd gepleegd tussen 1999 en 2003. In alle drie de uitspraken oordeelde het EHRM dat Georgië het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens had geschonden door de godsdienstvrijheid van Jehovah’s Getuigen niet te erkennen en hen te discrimineren.
Het Hof beschreef de situatie van die tijd in Georgië als volgt: ‘Door het gedrag van hun agenten, die zelf deelnamen aan de aanvallen op Jehovah’s Getuigen of stilzwijgend instemden met onrechtmatige activiteiten van personen, veroorzaakten de Georgische autoriteiten een klimaat van straffeloosheid, dat uiteindelijk aanmoedigde tot meer aanvallen op Jehovah’s Getuigen in het hele land.
EHRM komt op voor godsdienstvrijheid
In de drie aanvallen die door het EHRM zijn onderzocht in de Tsartsidze-zaak, werd de slachtoffers onrecht aangedaan door toedoen of medeplichtigheid van de politie.
Op 2 september 2000 nam de politie Dzamoekov mee naar het politiebureau in de stad Koetaisi. De politie legde beslag op de religieuze lectuur die hij bij zich had en beledigde en sloeg hem. De volgende dag viel een politieagent Gaboenia aan. Hij stompte hem in zijn maag en verscheurde de religieuze lectuur die hij bij zich had.
Op 26 oktober 2000 deed de politie in de stad Marneoeli een inval tijdens een religieuze bijeenkomst en nam alle religieuze lectuur in beslag. Ze namen Mikirtoemov, die de lezing hield, en Aliev, de eigenaar van het huis waar de bijeenkomst gehouden werd, mee naar het politiebureau. De politie dwong Mikirtoemov in een auto te stappen en bracht hem buiten de stad met het bevel nooit meer terug te komen. Ook bevalen de politieagenten Aliev om nooit meer een religieuze bijeenkomst van Jehovah’s Getuigen in zijn huis te houden.
Op 27 maart 2001 bestormde een groep orthodoxe extremisten in de stad Roestavi het huis van Gogelasjvili waar op dat moment een religieuze dienst werd gehouden. Ze bespotten de aanwezigen en dwongen hen weg te gaan. De groep pakte de religieuze lectuur en verbrandde die de volgende dag in het openbaar vlak bij een markt. De politie weigerde in te grijpen om de slachtoffers te beschermen.
In alle drie de gevallen hebben de slachtoffers zich tot de Georgische rechtbank gewend, maar ze vonden geen gehoor. Zoals het EHRM opmerkte, waren de Georgische rechters partijdig en hadden ze het bewijsmateriaal van de slachtoffers niet goed onderzocht. Het EHRM zei over de houding van de rechters in Georgië in dit soort zaken:
Een dergelijke oppervlakkige en eenzijdige beschouwing van de zaak in combinatie met een automatisch vertrouwen in politiefunctionarissen en de ongefundeerde weigering van de feiten zoals omschreven door verzoekers kan, volgens het Hof, niet anders dan neerkomen op een stilzwijgende instemming van de rechterlijke macht met de gewelddadige handelingen die jegens de verzoekende partijen zijn gepleegd.
Omdat het EHRM heeft vastgesteld dat de rechten van de verzoekende partijen uit artikel 9 (godsdienstvrijheid) en artikel 14 (discriminatie) van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens zijn geschonden, wordt er een schadevergoeding toegekend van 11.000 euro in totaal, plus 10.000 euro voor proceskosten.
Zal deze uitspraak gevolgen hebben voor Rusland en Azerbeidzjan?
In haar overwegingen verwees het EHRM naar haar eerdere uitspraken in de zaken Gldani en Begheloen uit Georgië en de zaken Koeznetsov en Kroepko uit Rusland. De Georgische regering heeft de eerdere uitspraken geleidelijk uitgevoerd en Jehovah’s Getuigen in Georgië zijn dankbaar dat ze nu beter beschermd worden waardoor ze veilig en in vrijheid kunnen samenkomen en hun geloof met anderen kunnen delen.
De internationale mensenrechtenadvocaat André Carbonneau, die deelnam aan de hoorzittingen in Georgië en aan de voorbereiding van het verzoekschrift aan het EHRM, zei: ‘In deze voortreffelijke uitspraak geeft het EHRM duidelijk aan dat er in de gebieden onder haar jurisdictie geen overheidsoptreden wordt getolereerd dat onderdrukking van de religieuze vrijheid van burgers bevordert of aanmoedigt. Jehovah’s Getuigen zijn blij dat de Georgische regering stappen zet om deze uitspraken uit te voeren, zodat ze in vrijheid hun geloof kunnen belijden. Hopelijk wordt dit opgemerkt door andere landen van de Raad van Europa, zoals Rusland.’
Deze recente uitspraak van het EHRM beschermt de gekoesterde vrijheden om samen te komen voor aanbidding en om religieuze opvattingen vreedzaam met buren te delen. De wereldwijde organisatie van Jehovah’s Getuigen hoopt dat dit krachtige optreden van het EHRM invloed heeft op de ingediende verzoekschriften tegen Rusland en Azerbeidzjan over dezelfde soort kwesties.