Doorgaan naar inhoud

14 OKTOBER 2014
GEORGIË

EHRM komt op voor mensenrechten in Georgië

EHRM komt op voor mensenrechten in Georgië

Op 7 oktober 2014 deed het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) uitspraak ten gunste van Jehovah’s Getuigen in Georgië. De zaak Begheluri and Others v. Georgia was twaalf jaar geleden al voor het EHRM gebracht. Er werden 30 gevallen van fysiek en verbaal geweld in behandeld waarbij 99 slachtoffers betrokken waren. Op één slachtoffer na waren het allemaal Getuigen van Jehovah. De incidenten begonnen met politie-invallen op verschillende grote religieuze bijeenkomsten. Later escaleerde het religieuze geweld en werden Getuigen ook steeds vaker aangevallen in rechtszalen, op straat en in hun eigen huis.

De uitspraak van het EHRM vermeldde dat de verzoekers 160 aanklachten hadden ingediend bij de onderzoeksinstanties en verklaringen hadden afgelegd over de rechtstreekse betrokkenheid van de politie en andere autoriteiten bij de aanvallen. Maar die klachten leverden geen concrete resultaten op. Omdat de daders niet gestraft werden, voelden die zich vrij door te gaan met hun aanvallen.

8 september 2000 — Aanval op Jehovah’s Getuigen tijdens een religieuze bijeenkomst in Zoegdidi

Op 8 september 2000 bijvoorbeeld waren in Zoegdidi ongeveer 700 Getuigen aanwezig op een religieuze bijeenkomst. Plotseling bestormde een speciale politie-eenheid het terrein. De gemaskerde agenten staken de constructie die voor de bijeenkomst was opgezet in brand en mishandelden zo’n 50 aanwezigen. De slachtoffers dienden onmiddellijk een klacht in. Toch weigerden de autoriteiten de daders te vervolgen waardoor de slachtoffers geen verdere rechtsmiddelen tot hun beschikking hadden.

EHRM veroordeelt autoriteiten omdat ze niet ingrijpen

Omdat de autoriteiten weigerden onmiddellijk een grondig onderzoek in te stellen en de daders nooit gestraft werden, dienden de slachtoffers in 2002 gezamenlijk een aanklacht in bij het EHRM.

In de uitspraak van 7 oktober verklaarde het EHRM dat „de Georgische autoriteiten een klimaat van straffeloosheid hadden gecreëerd, wat er uiteindelijk toe leidde dat Jehovah’s Getuigen in het hele land steeds vaker het doelwit werden van aanvallen”. Het EHRM merkte ook op dat de gewelddadige aanvallen werden „veroorzaakt door een onverdraagzame houding tegenover de gemeenschap van Jehovah’s Getuigen” en dat de autoriteiten blijk gaven van „dezelfde discriminerende instelling (...), waardoor werd bevestigd dat ze dit geweld op zijn minst tolereerden”.

„De Georgische autoriteiten hadden een klimaat van straffeloosheid gecreëerd wat er uiteindelijk toe leidde dat Jehovah’s Getuigen in het hele land steeds vaker werden aangevallen”

— Begheluri and Others v. Georgia, nr. 28490/02, 7 oktober 2014, blz. 40, alinea 145

Het EHRM oordeelde verder dat de Georgische overheid zich schuldig heeft gemaakt aan de mens­onterende behandeling van 47 Getuigen en aan discriminatie en schending van de godsdienstvrijheid van 88 Getuigen. Het EHRM gebood de regering „een eind te maken aan de door het EHRM geconstateerde schending” en daarnaast de gevolgen van hun nalatigheid en „onverdraagzame houding” recht te zetten. Het EHRM veroordeelde Georgië tot betaling van meer dan 45.000 euro ter compensatie van de immateriële schade en de juridische kosten van de slachtoffers.

Situatie Jehovah’s Getuigen in Georgië verbeterd

Hoewel de situatie sinds 2004 enorm verbeterd is, zijn de Getuigen in Georgië nog regelmatig het slachtoffer van aanvallen en pesterijen. In 2013 werden er 53 gevallen van geweld tegen Getuigen gemeld. De uitspraak in de zaak Begheluri verplicht de Georgische autoriteiten tot een direct en grondig onderzoek naar misdrijven die tegenover hun burgers zijn begaan. Jehovah’s Getuigen verwachten dat de regering onbevooroordeeld zal zijn en personen die zich schuldig maken aan religieus geweld strafrechtelijk zal vervolgen.