20 JULI 2022
OEKRAÏNE
Anderen in nood helpen ondanks ontberingen
Bijna 47.000 Jehovah’s Getuigen in Oekraïne hebben door de aanhoudende oorlog hun huis moeten verlaten. Velen zijn naar veiliger gebieden in het land gevlucht, waar geloofsgenoten hen kleding, maaltijden, onderdak en andere benodigdheden bieden. Hoewel deze gastvrije broeders en zusters ook met economische problemen te kampen hebben, zijn ze bereid om hun broeders en zusters in nood te helpen.
Olha uit Oeman (Oekraïne) en haar man, die geen Getuige is, hebben tijdens de eerste twee maanden van de oorlog in totaal 300 verkondigers in huis gehad. Veel van die gevluchte broeders en zusters bleven maar één nacht voordat ze verdergingen. Olha kreeg vaak maar heel kort van tevoren, en meestal midden in de nacht, te horen dat ze gasten zou krijgen. Op een keer had ze 22 broeders en zusters tegelijk in huis. Deze situatie heeft ook Olha’s 18-jarige zoon, Stanislav, de kans gegeven om goedheid te tonen. Hij slaapt vaak op de grond zodat de broeders en zusters in zijn slaapkamer kunnen slapen.
‘Ik ben erg blij dat ik in deze rampzalige tijd Jehovah’s aanbidders kan helpen’, vertelt Olha. ‘Het maakt me erg gelukkig.’
Andri en zijn vrouw, Ljoedmyla, hebben in vijf weken tijd 200 Getuigen opgevangen. Ze hadden één nacht zelfs 18 personen tegelijk in huis. ‘Zoals het bijkantoor ons had geadviseerd, hadden we een voedselvoorraad. Die konden we anderhalve week lang gebruiken voor de ontheemde broeders en zusters’, zegt Andri. ‘De broeders en zusters lieten kaartjes met geld achter, en dat gebruikten we om eten te kopen voor de volgende gasten. Het hulpverleningscomité zorgde ook voor voedsel, dus we kwamen nooit iets tekort.’
In maart ging Vita uit Ivano-Frankivsk bij haar zus wonen, zodat gevluchte Getuigen haar appartement konden gebruiken. ‘Ik zie het niet als een opoffering, maar als een uiting van liefde’, zegt Vita. ‘Wat ik voor de gevluchte broeders en zusters doe, maakt me blij. We zijn één familie.’
Natalia woont met haar man en dochter, Habriëla, in Ternopil. Ze verloren allemaal hun baan toen de oorlog begon en moesten een groot deel van hun spaargeld uitgeven om in hun behoeften te voorzien. Toch waren ze bereid om een zuster en haar gehandicapte dochter onderdak te bieden.
‘Ik moest denken aan de ervaring van een zuster in Afrika die in materieel opzicht heel weinig had, maar toch 14 broeders en zusters in huis nam voor een congres, en niemand kwam iets tekort’, vertelt Natalia. Ze legt uit dat die ervaring haar heeft geholpen om het belang van anderen voorop te stellen.
Hoewel onze broeders en zusters in Oekraïne met moeilijke omstandigheden te maken hebben, vertrouwen ze op Jehovah terwijl ze ‘altijd gastvrij zijn’ (Romeinen 12:13).