Doorgaan naar inhoud

20 NOVEMBER 2020
OEKRAÏNE

Gunstige uitspraken EHRM voor Jehovah’s Getuigen in Oekraïne

Gunstige uitspraken EHRM voor Jehovah’s Getuigen in Oekraïne

Hof veroordeelt het niet bestraffen van daders van religieuze haatdelicten tegen onze broeders en zusters

Op 12 november 2020 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) drie uitspraken gedaan ten gunste van Jehovah’s Getuigen in Oekraïne. Het ging om de volgende zaken: Zagubnya and Tabachkova v. Ukraine, Migoryanu and Others v. Ukraine en Kornilova v. Ukraine. Die werden in 2014 en 2015 bij het Hof ingediend. Elke zaak ging over incidenten waarbij politiefunctionarissen in gebreke bleven op te treden nadat Jehovah’s Getuigen het slachtoffer waren geworden van gewelddadige aanvallen. Het EHRM verklaarde dat de Oekraïense autoriteiten de rechten van onze broeders en zusters niet volledig hebben beschermd en oordeelde dat de autoriteiten de slachtoffers een schadevergoeding moeten betalen van 14.700 euro.

Zagubnya and Tabachkova v. Ukraine: Op 20 april 2009 predikten de zusters Zagoebnja en Tabatsjkova van deur tot deur in het dorp Novi Mlyny. Toen Mykola Lysenko, een priester van de plaatselijke orthodoxe kerk van de Drie-eenheid, de zusters op straat tegenkwam, sloeg hij ze wreed op hun hoofd en rug met een houten stok. De belager werd hier nooit voor gestraft, hoewel de priester wel had toegegeven dat hij onze zusters wilde ‘intimideren’ en ‘een eind wilde maken aan hun activiteiten’.

Migoryanu and Others v. Ukraine: Toen 21 Getuigen van Jehovah en een aantal gasten op 5 april 2012 bijeenwaren voor de herdenking van Jezus’ dood, viel een bende onder aanvoering van de plaatselijke orthodoxe priester O. Grekoe de bijeenkomst binnen. De bende schreeuwde vuile taal en bedreigde de aanwezigen, onder wie kinderen en oudere vrouwen.

In de loop van de tijd bleven de priester en zijn handlangers Jehovah’s Getuigen aanvallen. Ze sloegen broeders, staken de auto van een broeder in brand en gooiden een molotovcocktail naar binnen in een huis waar Getuigen lagen te slapen. Na deze gewelddadige gebeurtenissen deden de slachtoffers aangifte bij de politie en overlegden ze bewijsmateriaal aan de autoriteiten. In sommige gevallen waren de daders te zien op videobeelden. Maar de politie weigerde de misdrijven te classificeren als religieus gemotiveerd en beweerde dat de daders niet op de beelden te herkennen waren. Noch de priester noch zijn handlangers zijn ooit bestraft.

Kornilova v. Ukraine: Op 7 maart 2013 waren de zusters Kornilova en Serdjoek in de stad Nosivka hun buren aan het uitnodigen voor de herdenking van Christus’ dood. Een man begon grove taal en religieuze beledigingen tegen de zusters te roepen. Daarna viel hij ze aan en stompte zuster Kornilova zo hard in haar gezicht dat ze een hersenschudding opliep. Ze lag elf dagen in het ziekenhuis. De politie weigerde te erkennen dat de aanval religieus gemotiveerd was en verklaarde dat onze zuster het slachtoffer was van ‘persoonlijke vijandigheid’. De rechtbank legde de aanvaller een milde boete op.

Van links naar rechts: zuster Tetjana Kornilova, zuster Tetjana Zagoebnja, zuster Maria Tabatsjkova en broeder Vasyl Migorjanoe. Vier van de vele Getuigen van Jehovah die tussen 2009 en 2013 bij religieus gemotiveerde haatmisdrijven in Oekraïne werden aangevallen

Vertegenwoordigers van het bijkantoor in Oekraïne hadden talloze ontmoetingen met plaatselijke, nationale en internationale functionarissen om de vervolging te bespreken. Toen de broeders alle mogelijkheden hadden uitgeput, dienden ze de zaken in 2014 in bij het EHRM. Het is interessant dat overheidsfunctionarissen het jaar ervoor begonnen met het documenteren van de religieuze intolerantie in Oekraïne. In een verslag van de Oekraïense ombudsman staat: ‘Onvolledig onderzoek naar de misdrijven waarbij het motief mogelijk in onverdraagzaamheid gezocht moet worden, creëert [een] sfeer van straffeloosheid voor de daders.’ En het VN-Mensenrechtencomité uitte in zijn periodieke rapport van 2013 over Oekraïne zijn bezorgdheid dat haatmisdrijven, waaronder die tegen Jehovah’s Getuigen, in Oekraïne minder zwaar werden bestraft dan andere misdrijven. Het comité concludeerde dat de regering van Oekraïne ‘zich meer moet inzetten om ervoor te zorgen dat vermeende haatmisdrijven grondig worden onderzocht, dat daders worden vervolgd (...) en, als ze veroordeeld worden, een passende straf krijgen, en dat slachtoffers volledig schadeloos worden gesteld.’

In recente jaren is de regering van Oekraïne begonnen met het verbeteren van de situatie. Hoewel Jehovah’s Getuigen in het land vrijheid van godsdienst hebben, hopen we dat deze drie uitspraken van het EHRM de autoriteiten in Oekraïne en andere landen ertoe zullen motiveren de religieuze vrijheden van onze broeders en zusters te blijven beschermen. We zien uit naar de tijd dat Jehovah, over wie de Bijbel zegt dat ‘al zijn wegen gerechtigheid zijn’, een eind zal maken aan alle vervolging van degenen die hem aanbidden (Deuteronomium 32:4).