Doorgaan naar inhoud

Jehovah’s Getuigen in Oekraïne kunnen nu ongehinderd bijeenkomen in gehuurde ruimten

24 MAART 2017
OEKRAÏNE

Hooggerechtshof van Oekraïne versterkt de vrijheid van vreedzame vergadering

Hooggerechtshof van Oekraïne versterkt de vrijheid van vreedzame vergadering

Op 8 september 2016 bevestigde het Constitutionele Hof van Oekraïne het recht om vreedzaam te vergaderen zonder inmenging van overheidsambtenaren. Het Hof verklaarde een deel van de Oekraïense Wet op Vrijheid van Geweten en Religieuze Organisaties (Godsdienstwet) nietig. Deze Godsdienstwet uit 1991 verplicht religieuze organisaties om ‘toestemming’ van de staat te verkrijgen voor het houden van een religieuze bijeenkomst in gehuurde gebouwen. Het Constitutionele Hof oordeelde dat deze beperking een inbreuk vormt op de grondwettelijke waarborgen van vrijheid van vreedzame vergadering. Jehovah’s Getuigen in Oekraïne waren heel blij met deze uitspraak, omdat zich moeilijkheden voordeden als ze gebouwen wilden huren voor religieuze diensten.

Ambtenaren weigeren toestemming voor religieuze diensten

Sinds de inwerkingtreding van de Godsdienstwet hebben bevooroordeelde ambtenaren naar willekeur gebruik gemaakt van de wet om huurovereenkomsten die Getuigen gesloten hadden voor het gebruik van gebouwen voor religieuze diensten te ontbinden. Eén zo’n geval deed zich voor in de zomer van 2012, toen duizenden Getuigen van Jehovah in het noordoosten van Oekraïne uitkeken naar een driedaags religieus congres in de stad Soemy. Het huurcontract voor het stadion van de gemeente was getekend en de plannen voor het evenement waren al een heel eind gevorderd. De Getuigen hadden de autoriteiten op de hoogte gesteld van het geplande congres, zoals de grondwet vereist. Een maand voor de start van het congres besloot de gemeenteraad van Soemy op grond van de Godsdienstwet dat een eenvoudige mededeling niet voldoende was. Volgens de raad moesten de Getuigen toestemming vragen voor het gebruik van het stadion, en die weigerde de raad te verlenen.

Jehovah’s Getuigen moesten op korte termijn regelingen treffen om het congres in de stad Charkov te houden, op zo’n 200 kilometer van Soemy. Het wijzigen van de locatie zorgde ervoor dat meer dan 3500 Getuigen snel hun plannen moesten bijstellen. Velen konden niet naar Charkov reizen voor dit belangrijke evenement vanwege hun leeftijd of gezondheid. Anderen konden niet aanwezig zijn omdat ze geen vrij kregen van hun werk of omdat ze niet genoeg geld hadden voor de reis naar Charkov. Het jaar daarop gebruikte de gemeenteraad van Soemy de Godsdienstwet opnieuw om Getuigen toestemming te weigeren voor het houden van een congres in het stadion.

Illia Kobel, werkzaam op het landelijke bestuurscentrum van Jehovah’s Getuigen in Lviv, legt uit: ‘De annuleringen van de congressen in Soemy zijn niet de enige gevallen. Bij verschillende andere gelegenheden konden we moeilijk gebouwen huren voor onze religieuze diensten.’ In maart 2012 bijvoorbeeld, toen ambtenaren van de stad Vinnytsja Getuigen niet toestonden een religieuze bijeenkomst te houden in een gehuurde zaal, waardoor ze op het laatste moment andere regelingen moesten treffen. Een paar maanden later weigerden ambtenaren de religieuze gemeente in Mohyliv-Podilskyi toestemming te geven om hun wekelijkse diensten in een gehuurd gebouw te houden, hoewel ze al drie jaar lang bijeenkomsten in dat gebouw hadden gehouden. Omdat de gemeente geen ander gebouw had om in samen te komen, was ze gedwongen om in woonhuizen bijeen te komen, waar de ruimte beperkt is.

Het bestuur van de regio Vinnytsja hield nog tot februari 2015 vol dat Jehovah’s Getuigen bij verschillende gelegenheden de wet overtreden hadden. Het bestuur stelde zich op het standpunt dat de Getuigen de wet overtreden hadden door geen toestemming te vragen voor het houden van religieuze bijeenkomsten in andere gebouwen dan hun eigen Koninkrijkszalen. Alleen kennisgeving was niet voldoende.

Getuigen zoeken een oplossing voor tegenstrijdige wetten

De laatste jaren konden Jehovah’s Getuigen over het algemeen onbelemmerd bijeenkomen in hun Koninkrijkszalen, zonder inmenging van de overheid. Voor speciale bijeenkomsten of regionale congressen is het echter vaak nodig om grotere ruimten te huren. De Grondwet van Oekraïne staat een religieuze organisatie toe om vreedzaam te vergaderen in een gehuurde ruimte, zolang overheidsambtenaren van tevoren in kennis gesteld zijn. Kobel vertelt: ‘De problemen waar we mee te maken kregen werden veroorzaakt door de beperkende Godsdienstwet, die verschilt van de grondwet, welke niet vereist dat toestemming wordt verkregen van de autoriteiten. In een poging de zaak op te lossen hebben we het probleem aan de Oekraïense Commissaris voor de Mensenrechten voorgelegd, ook wel bekend als de ombudsman.’

De taak van de ombudsman is ervoor te zorgen dat alle Oekraïense burgers de rechten genieten die door de grondwet en wetten van hun land worden gewaarborgd. De ombudsman onderzocht de uitdagingen waarmee Jehovah’s Getuigen te maken hebben en vond ook dat de grondwet en de Godsdienstwet met elkaar in tegenspraak waren. De grondwet waarborgt het recht op vrijheid van vergadering na een eenvoudige, voorafgaande kennisgeving aan overheidsambtenaren dat er een openbare religieuze dienst in een gehuurde ruimte gehouden gaat worden. De Godsdienstwet daarentegen verbiedt openbare religieuze diensten in een gehuurde ruimte, tenzij de religieuze groep minstens tien dagen voor het evenement toestemming krijgt van overheidsambtenaren.

Op 26 oktober 2015 diende de ombudsman een verzoekschrift in bij het Constitutionele Hof van Oekraïne, waarin hij verklaarde dat het omstreden deel van de Godsdienstwet in strijd met de grondwet is. In het verzoek werd geredeneerd dat het recht op een vreedzame vergadering een fundamentele vrijheid is, die voor alle burgers gewaarborgd is. Verder werd er over dit recht gezegd: ‘Staten moeten zich onthouden van willekeurige maatregelen die het recht op vrijheid van vergadering kunnen belemmeren.’ Ter ondersteuning van het standpunt van de ombudsman dienden Jehovah’s Getuigen in Oekraïne een verklaring in bij het Constitutionele Hof. Daarin werd uitgelegd welke moeilijkheden ze ervaren hebben bij het huren van ruimten voor religieuze bijeenkomsten.

Het Constitutionele Hof verklaart tegenstrijdige wet nietig

In zijn uitspraak van 8 september 2016 bevestigde het Constitutionele Hof dat een wet niet in tegenspraak mag zijn met het grondwettelijke recht om vreedzaam te vergaderen na kennisgeving aan overheidsambtenaren. Het Hof keek ook verder dan de landelijke wetten door artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens te erkennen, dat het recht garandeert op vrijheid van godsdienst, en artikel 11, dat het recht garandeert op vrijheid van vergadering zonder ongerechtvaardigde inmenging van de staat. Het Hof verklaarde deel 5 van artikel 21 van de Godsdienstwet uit 1991 ongrondwettelijk. Dat deel vereist dat een religieuze groep toestemming krijgt van overheidsambtenaren voordat deze een openbare religieuze dienst in een gehuurde ruimte houdt.

Een uitspraak die welkom is

Het houden van religieuze diensten in een gehuurd gebouw is niet langer afhankelijk van overheidsambtenaren die ervoor kunnen kiezen toestemming te weigeren. Zoals gewaarborgd door de grondwet, kan het verzoek van Getuigen om een gebouw voor een religieuze bijeenkomst te huren niet geweigerd worden zolang ze ambtenaren van tevoren in kennis stellen van hun plannen.

Kobel zei namens de meer dan 140.000 Jehovah’s Getuigen in Oekraïne het volgende: ‘Deze recente uitspraak van het Constitutionele Hof heeft het recht op vreedzame vergadering versterkt. We zijn dankbaar dat we niet langer geconfronteerd zullen worden met inmenging van ambtenaren wanneer we gebouwen voor religieuze bijeenkomsten huren.’