De eerste zendelingen die aan Peru werden toegewezen, arriveerden daar in oktober 1946. Ze ontdekten dat het een enorm predikingsgebied was. In het afwisselende landschap woonden zeven miljoen mensen verspreid over een gebied van bijna 1,3 miljoen vierkante kilometer. De afgelopen 75 jaar hebben zendelingen en plaatselijke verkondigers ijverig gepredikt in zowel afgelegen bergdorpen als kuststeden, en veel mensen hebben de waarheid leren kennen.

In de jaren voordat de zendelingen kwamen, hadden Jehovah’s Getuigen uit Zuid-Amerika af en toe de hoofdstad, Lima, bezocht en publicaties aan geïnteresseerden gegeven. Die bezoeken hadden succes. In 1945 reisden twee zendelingen die in Chili dienden naar Lima om de eerste drie Getuigen in het land te dopen.

Vanaf oktober 1946 werden Gileadzendelingen aan Peru toegewezen om het werk daar te organiseren. Ze hielden de eerste vergadering met geïnteresseerden in het district Rimac in Lima. Toen het aantal plaatselijke verkondigers toenam en er meer zendelingen naar het land kwamen, breidde het predikingswerk zich uit tot buiten Lima. En het breidt zich nog steeds uit.

Zuster Nellena Pool, een van de eerste zendelingen die in 1946 arriveerde, vertelde over de toename in Peru in haar levensverhaal in The Watchtower van 1 maart 1957. Ze vertelde: ‘Het is nauwelijks te beschrijven hoe je je voelt als je ziet dat een land dat eens een woestijn was, begint te “bloeien als een roos”.’

Zuster Irene Mannings, een afgestudeerde van de 54ste Gileadklas die nog steeds in Peru dient, zei: ‘Sinds onze aankomst hebben we gezien hoe het aantal verkondigers is toegenomen van 7000 tot meer dan 130.000. Ik vind het een voorrecht dat ik een klein aandeel aan die groei heb gehad. Dat is allemaal mogelijk dankzij Jehovah’s zegen.’

De 133.170 verkondigers die nu in Peru dienen zijn heel dankbaar voor het geestelijke fundament dat 75 jaar geleden is gelegd. De theocratische geschiedenis van Peru vormt een vervulling van Jehovah’s belofte in Jesaja 60:22: ‘De kleine zal tot duizend worden en de onbeduidende tot een machtig volk.’