Op 12 oktober 2016 heeft de rechtbank van Tver in Moskou het beroep afgewezen dat de Getuigen hadden aangetekend om de waarschuwing van de procureur-generaal aan het Bestuurscentrum (bij St. Petersburg) onwettig te laten verklaren. Volgens de waarschuwing van 2 maart 2016 waren enkele plaatselijke religieuze organisaties van Jehovah’s Getuigen betrokken bij ‘extremistische activiteiten’. Het Bestuurscentrum wordt echter verantwoordelijk gehouden, omdat dat het landelijke centrum van Jehovah’s Getuigen in Rusland is. De zogenaamde ‘extremistische activiteiten’ waren in werkelijkheid gebaseerd op vals bewijsmateriaal en valse verklaringen van de plaatselijke autoriteiten. De rechter stond niet toe dat getuigen van de aangeklaagden tijdens de rechtszitting een verklaring aflegden of dat er filmopnamen werden getoond waarop te zien was dat anderen zogenaamde extremistische publicaties in plaatsen van aanbidding van de Getuigen plaatsten.

De Getuigen gaan bij de rechtbank van Moskou in beroep tegen de beslissing. Als die rechtbank tegen ze beslist, wordt de waarschuwing van de procureur-generaal uitvoerbaar en komt de religieuze vrijheid van Jehovah’s Getuigen in heel Rusland mogelijk in gevaar. Op basis van die negatieve uitspraak en nieuw vals bewijsmateriaal van ‘extremistische activiteiten’ door plaatselijke gemeenschappen van Jehovah’s Getuigen, zou de procureur-generaal een gerechtelijke procedure kunnen starten voor de ontbinding van het Bestuurscentrum.