30 MAART 2016
RUSLAND
VN-Mensenrechtencomité rapporteert dat Rusland anti-extremismewetgeving gebruikt tegen Jehovah’s Getuigen
SINT-PETERSBURG (Rusland) — In 2016 is het 125 jaar geleden dat Semjon Kozlitski, een van de eerste Getuigen van Jehovah in Rusland, werd verbannen door tsaristische autoriteiten voor het prediken van de Bijbelse boodschap. In 1891 werd Kozlitski zonder proces geboeid en verbannen naar Siberië, waar hij tot zijn dood in 1935 verbleef.
In de afgelopen eeuw is de houding van Rusland jegens Jehovah’s Getuigen grotendeels gelijk gebleven. Zoals opgemerkt in het meest recente rapport van het VN-Mensenrechtencomité wijzen talloze bronnen erop dat Rusland doorgaat met het ‘beperken van de vrijheid van meningsuiting, (...) en godsdienstvrijheid, waaronder die van Jehovah’s Getuigen’.
Het VN-Mensenrechtencomité heeft als opdracht om de naleving van het Internationale Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR) te monitoren, een verdrag waarbij Rusland een verdragsluitende staat is. ‘De opstellers van het verdrag’, zo zegt Heiner Bielefeldt, speciale VN-rapporteur voor de vrijheid van godsdienst of overtuiging, ‘erkenden het essentiële karakter van vrijheid van godsdienst of overtuiging door het, met betrekking tot de interne werkingssfeer, te maken tot een recht dat niet-opschortbaar is (niet afgenomen of ingeperkt kan worden), zelfs niet in noodsituaties (artikel 4.2). Slechts weinig andere mensenrechten genieten de status van niet-opschortbaarheid’. Na zijn 113de sessie (zie afbeelding boven) publiceerde het comité zijn meest recente periodieke rapport over de Russische Federatie. Het comité concludeert dat, hoewel Rusland ogenschijnlijk godsdienstvrijheid beschermt door een verdragsluitende staat bij het IVBPR te zijn, rechtbanken in de gehele federatie willekeurig anti-extremismewetgeving hebben gebruikt tegen Jehovah’s Getuigen.
Ruslands Federale Wet ‘inzake de bestrijding van extremisme’ (nr. 114-FZ) is aangenomen in 2002, deels om bezorgdheid over terrorisme aan te pakken. Rusland wijzigde de wet echter in 2006, 2007 en 2008, waardoor de wet zich uitstrekt tot ‘ver buiten de angst voor extremisme gelieerd aan terrorisme’, aldus het artikel ‘Ruslands Extremisme Wet schendt mensenrechten’ in The Moscow Times. Nu is het zo dat de wet ‘zich simpelweg bedient van termen en begrippen op het gebied van ‘terrorisme’, die internationaal heel gangbaar zijn geworden sinds de aanslagen van 9/11 op de Twin Towers in [New York City], en deze gebruikt om onwelkome religieuze groeperingen in heel Rusland te omschrijven’, zo legt Derek H. Davis uit, voormalig bestuurder van het J.M. Dawson Institute of Church-State Studies van Baylor University. Als gevolg hiervan is de term ‘extremistisch’ oneerlijk en disproportioneel toegepast op Jehovah’s Getuigen’, zo zegt Davis.
Het Mensenrechtencomité constateert dat de wortel van het probleem ligt bij de vage definitie die de wet geeft van extremistische activiteit. Geraldine Fagan, auteur van het boek Believing in Russia — Religious Policy After Communism, lichtte toe in The Washington Post dat de onduidelijke taal van de wet het erg makkelijk maakt voor plaatselijke rechtbanken ‘om een paar zogenaamde experts op te trommelen die niet bijzonder dol zijn op Jehovah’s Getuigen en hen in een rapport te laten schrijven dat hun lectuur extremistisch is’.
Dit was het geval aan het begin van het jaar, toen een negatieve verklaring van een taalkundig expert tot gevolg had dat een rechter van de stadsrechtbank van Vyborg twee tijdschriften van de Getuigen extremistisch verklaarde. Dezelfde aanklager maakte ook een vordering aanhangig om de Nieuwe Wereldvertaling, de Bijbel die door Jehovah’s Getuigen wordt uitgegeven, extremistisch te laten verklaren. De hoorzittingen hierover begonnen op 15 maart 2016.
De juridische moeilijkheden van de Getuigen in 2016 werden voorafgegaan door verontrustende ontwikkelingen in 2015. Zoals Roman Loenkin, hoofd van het Center for Religion and Society Studies aan het Institute of Europe Russian Academy of Sciences in Moskou, opmerkt, ‘werd de vervolging in 2015 niet alleen intenser maar nam deze ook aanzienlijk toe’. In maart blokkeerden Russische autoriteiten alle invoer van religieuze lectuur van de Getuigen, zelfs lectuur die Russische rechtbanken eerder hadden onderzocht en vrij van enige tekenen van extremisme hadden verklaard. In juli begonnen Russische douanebeambten de invoer te blokkeren van Russische bijbels, uitgegeven door de Getuigen. In juli werd de Russische Federatie tevens het enige land ter wereld dat de officiële website van de Getuigen, jw.org, verbood. In november werd een zending Russische synodale bijbels die Jehovah’s Getuigen wilden invoeren, geweigerd. Deze bijbels worden gewoonlijk gebruikt door andere christelijke gemeenschappen in Rusland, waaronder de Russisch-orthodoxe kerk. Het jaar eindigde met wat The Washington Post omschreef als ‘een van Ruslands grootste anti-extremismeprocessen in de recente geschiedenis’: 16 Jehovah’s Getuigen werden strafrechtelijk veroordeeld door een rechter in de havenstad Taganrog voor het organiseren en bijwonen van vreedzame religieuze bijeenkomsten.
Er zit veel ironie in de Taganrog-zaak en in andere, soortgelijke zaken. ‘De oudere generatie Jehovah’s Getuigen die vervolgd wordt, is reeds in het bezit van verklaringen als slachtoffers van onderdrukking’, vertelt Loenkin. In de Sovjettijd werden duizenden Getuigen van Jehovah gevangengezet. In 1990 liet Rusland de laatste Getuigen vrij. De reputatie van deze voormalige gevangenen werd officieel gezuiverd door de Verklaringen van eerherstel die hun werden gegeven. Hierin stond dat ze geen ‘vijanden van de staat’ waren, maar onschuldige slachtoffers. Loenkin redeneert dat ‘de Russische autoriteiten nu, door middel van de anti-extremismewetgeving, dat eerherstel feitelijk weer intrekken’.
Jehovah’s Getuigen in Rusland behaalden echter een zeldzame juridische overwinning toen het Russische ministerie van Justitie op 27 mei 2015 de registratie van de Plaatselijke Religieuze Organisatie (PRO) van Jehovah’s Getuigen in Moskou herstelde, waarmee de Getuigen de juridische status terugkregen die ze verloren toen hun rechtspersoon in Moskou werd opgeheven op 26 maart 2004. De Getuigen dienden hierover een klacht in bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), en op 10 juni 2010 oordeelde het EHRM dat Rusland de registratie van de Getuigen in Moskou diende te herstellen en immateriële schadevergoeding moest betalen.
‘Ik ben het eens met de bevindingen van het EHRM’, zegt de speciale VN-rapporteur. ‘Jehovah’s Getuigen het recht ontnemen om bij elkaar te komen zoals in hun geloof gewoonlijk is, was ‘drastisch’ en ‘disproportioneel’ en vormde een schending van de godsdienstvrijheid.’ De Russische regering betaalde de schadevergoeding direct na de uitspraak van het EHRM maar wachtte met de registratie van de rechtspersoon van de Getuigen tot afgelopen mei — bijna vijf jaar na de uitspraak van het EHRM.
Een woordvoerder voor Jehovah’s Getuigen in Rusland, Jaroslav Sivoelski, zegt: ‘In Moskou wonen meer dan 9600 Getuigen van Jehovah en er wonen naar schatting 175.000 Getuigen in de gehele Federatie. Alle Getuigen in Rusland blijven, samen met onze wereldwijde familie van meer dan 8 miljoen aanbidders, hoopvol dat de registratie die is verleend door de hoofdstad van Rusland een voorbode zal zijn van werkelijke godsdienstvrijheid in de gehele Federatie.’ Experts zoals Davis suggereren echter dat het herstellen van de status van Jehovah’s Getuigen als PRO, ‘hoewel het een wezenlijk deel uitmaakt van Ruslands verplichtingen tegenover de buitenwereld om godsdienstvrijheid te voeren, hoofdzakelijk bezien moet worden als een politieke zet om de internationale gemeenschap tevreden te stellen’.
In 2015 herhaalde het Mensenrechtencomité zijn aanbevelingen van 2003 en 2009, namelijk dat Rusland ‘zonder onnodig uitstel de Federale Wet inzake de bestrijding van extremistische activiteiten moet herzien’, de definitie van ‘extremistische activiteiten’ moet verduidelijken, erop toeziend dat het een element van geweld of haat bevat, en duidelijk uiteenzet onder welke voorwaarden materialen kunnen worden aangemerkt als extremistisch. Bovendien heeft het comité Rusland dringend verzocht om ‘alle noodzakelijke maatregelen te treffen om arbitrair gebruik van de wet te voorkomen en om de Federale Lijst van Extremistisch Materiaal te herzien’.
‘De discriminatie van gemeenschappen van Jehovah’s Getuigen is religieuze vervolging in de puurste vorm,’ zegt Loenkin, ‘aangezien andere erkende religies dezelfde religieuze activiteiten kunnen ondernemen als Jehovah’s Getuigen en ongestraft blijven’. Ondanks al deze juridische beschuldigingen, die vaak gepaard gaan met agressieve mediacampagnes tegen hen, concludeert Loenkin: ‘Jehovah’s Getuigen blijven een landelijke organisatie waarvan het aantal volgelingen gestaag is toegenomen’.
Persvoorlichters:
Internationaal: David A. Semonian, Office of Public Information, tel. +1 718 560 5000
Rusland: Jaroslav Sivoelski, tel. +7 812 702 2691