Doorgaan naar inhoud

6 MEI 2016
RWANDA

Rechtsstaat overwint in Rwanda

Rechtsstaat overwint in Rwanda

Dankzij de inspanningen van de Rwandese ombudsman en verstandige rechters is er, na een lange juridische strijd, gerechtigheid voor Jehovah’s Getuigen. Het Hooggerechtshof oordeelde in eerste instantie tegen de Getuigen en verplichtte hen om een schadevergoeding te betalen aan de eigenaren van een gebouw dat stadsambtenaren in Kigali hadden laten slopen. De ombudsman zag echter een duidelijk onrecht en verzocht het Hooggerechtshof om de uitspraak te herzien.

Ambtenaren in Kigali geven opdracht tot een opruimactie

Als onderdeel van een grootschalige opruimactie verordenden Kigalese stadsambtenaren in 2006 dat de inwoners alle straatkiosken moesten verwijderen die op openbare grond waren gebouwd. Dezelfde verordening verplichtte de inwoners om de openbare plekken rondom hun gebouwen te onderhouden en op te knappen.

De verordening vereiste tevens dat illegaal opgerichte bouwwerken werden verwijderd. Hiertoe behoorde onder andere een gebouw dat meneer Ngayabateranya zonder vergunning had gebouwd op openbaar terrein. Bovendien waren de materialen en bouwtechnieken die hij had gebruikt niet in overeenstemming met de bouwvoorschriften. Er werd een termijn van 21 dagen gesteld om te voldoen aan de nieuwe verordening. Toen deze termijn verstreek zonder dat er actie was ondernomen, vaardigde de burgemeester van het district Gasabo een schriftelijke beschikking uit om de illegale bouwwerken te slopen. Het landelijke bestuurscentrum van Jehovah’s Getuigen, ook gelegen in het Gasabo-district (in de wijk Remera in Kigali), knapte het openbare terrein naast hun kantoor op, aangezien daar nu geen gebouwen meer stonden. Ze legden er een wandelpad en een tuin aan.

Rechtbank oordeelt dat Getuigen verantwoordelijk zijn

Nadat de ambtenaren het gebouw van meneer Ngayabateranya hadden gesloopt, dienden hij en zijn partners een klacht in bij de rechtbank van Gasabo waarin hij de Getuigen beschuldigde van het vernietigen van het gebouw. Ngayabateranya en zijn partners hielden vol dat ze recht hadden op een vergoeding voor het gesloopte gebouw, alhoewel ze geen deugdelijk bewijs konden aandragen om hun vorderingen te staven. Jehovah’s Getuigen overlegden officiële documentatie waaruit duidelijk bleek dat de stadsambtenaren verantwoordelijk waren voor de sloop. Niettemin negeerde de rechtbank het bewijs en oordeelde tegen de Getuigen.

Hof vernietigt beslissing

De Getuigen gingen in beroep bij het hof om het duidelijke onrecht tegen te gaan. Na het bewijs te hebben onderzocht besloot het hof dat er onvoldoende grond was voor het oordeel van de rechtbank tegen de Getuigen. Op 5 november 2010 besloot het hof dat meneer Ngayabateranya en partners een rechtszaak waren gestart zonder kans van slagen en veroordeelde hen tot een vergoeding van schade en kosten van 800.000 Rwandese frank (ongeveer 960 euro).

Hooggerechtshof ziet cruciaal bewijs over het hoofd

Meneer Ngayabateranya ging tegen deze beslissing in beroep bij het Rwandese Hooggerechtshof. Tijdens het proces getuigde de bestuurssecretaris dat het gebouw van meneer Ngayabateranya illegaal was opgericht en om die reden was gesloopt in het kader van een overheidsprogramma voor herstructurering van de stad. Het Hooggerechtshof erkende dat Jehovah’s Getuigen het gebouw niet feitelijk hadden gesloopt. Het stelde echter dat de Getuigen hadden aangezet tot de sloop van het gebouw. Het Hof zag belangrijk bewijs over het hoofd en redeneerde vervolgens dat de Getuigen onterecht voordeel hadden getrokken van de situatie omdat ze een tuin hadden aangelegd op de plek waar het gebouw had gestaan. Het Hof wees de eisers 22.055.242 Rwandese frank toe (ruim 25.000 euro) aan schadevergoeding. De Getuigen betaalden de schadevergoeding onder protest op 4 april 2013.

Ombudsman spoort Hooggerechtshof aan om onrecht te herstellen

Jehovah’s Getuigen dienden een klacht in bij de nationale ombudsman omdat ze valselijk beschuldigd waren en ten onrechte verantwoordelijk werden gehouden voor de sloop van het gebouw van meneer Ngayabateranya. De nationale ombudsman van Rwanda, mevrouw Aloysie Cyanzayire, bekeek de klacht en het vonnis van het Hooggerechtshof.

Na het bewijsmateriaal onderzocht te hebben stelde mevrouw Cyanzayire vast dat de stad het gebouw had gesloopt omdat meneer Ngayabateranya zich niet aan de Rwandese wet had gehouden. Ze bevestigde ook dat er geen reden was om de Getuigen te straffen voor het steunen van de richtlijn van de stad om aangrenzende openbare plekken op te knappen. De verbetering en het voortdurende onderhoud van het terrein was een ‘nuttige prestatie’ en ‘een opmerkenswaardige hulp voor de staat bij zijn programma om de stad netjes te maken’.

Illegaal opgerichte bouwwerken vóór de verordening van de stad Kigali en het opgeknapte openbare terrein na de verwijdering van die gebouwen

Op 4 december 2013 verzocht mevrouw Cyanzayire het Hooggerechtshof om het vonnis tegen Jehovah’s Getuigen te herzien. De zaak werd behandeld door nieuwe rechters en op 17 oktober 2014 vernietigde het Hof het eerdere vonnis door de eis van meneer Ngayabateranya ongegrond te verklaren. Het oordeelde dat meneer Ngayabateranya het geldbedrag dat hij op grond van het vorige vonnis onterecht had ontvangen, moest teruggeven en veroordeelde hem in de proceskosten. Advocaten die Jehovah’s Getuigen vertegenwoordigen, zijn momenteel samen met een gerechtsdeurwaarder bezig om het geldbedrag terug te vorderen.

Wettelijke bescherming

Jehovah’s Getuigen erkennen dankbaar de hulp van mevrouw Cyanzayire in haar hoedanigheid van ombudsman en zijn het Hooggerechtshof dankbaar voor de vernietiging van de eerdere uitspraak. Het lijdt geen twijfel dat alle gezagsgetrouwe burgers waarderen dat de Republiek Rwanda een effectief systeem kent om onrecht te herstellen en om de rechtsstaat te handhaven.