Doorgaan naar inhoud

11 MAART 2013
TURKIJE

Turkije moet van VN geweten van burgers respecteren

Turkije moet van VN geweten van burgers respecteren

Miljoenen christenen weigeren militaire dienst vanwege gewetensbezwaren, en veel landen respecteren dat. Volgens een uitspraak van het VN-Mensenrechtencomité hebben burgers van Turkije recht op diezelfde vrijheid.

Op 29 maart 2012 besliste het Comité ten gunste van twee Turkse burgers, Cenk Atasoy en Arda Sarkut. Ze zijn Getuigen van Jehovah en hebben op grond van hun geloofsovertuiging geweigerd in militaire dienst te gaan.

Atasoy en Sarkut hadden herhaaldelijk verzoekschriften bij overheidsinstanties ingediend om hun standpunt als gewetensbezwaarden duidelijk te maken, en ze hadden aangeboden om vervangende burgerdienst te doen. Toch werd er constant druk op de mannen uitgeoefend om in militaire dienst te gaan. Nadat het leger had gedreigd de universiteit waar Sarkut als assistent-docent werkte strafrechtelijk te vervolgen, raakte hij zijn baan kwijt.

Het Comité oordeelde dat het recht om als gewetensbezwaarde militaire dienst te weigeren „inherent is aan het recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst” dat ligt opgesloten in artikel 18 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten. Bovendien oordeelde het Comité dat dit inhoudt dat „elk individu recht heeft op vrijstelling van dienstplicht als deze onverenigbaar is met de godsdienst of overtuiging van dat individu”.

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft recentelijk al twee keer eerder een soortgelijke uitspraak gedaan. In een van die uitspraken oordeelde het Hof dat „de afwezigheid van een alternatief voor militaire dienst in Turkije in strijd is met het recht op principiële dienstweigering” dat wordt gewaarborgd door het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

Principiële dienstweigering is al zo oud als het christendom zelf. E.W. Barnes schreef in zijn boek The Rise of Christianity: „Een nauwkeurig overzicht van alle beschikbare inlichtingen toont aan dat tot de tijd van Marcus Aurelius [Romeins keizer van 161 tot 180 n.Chr.] geen christen soldaat werd, en geen soldaat, na christen te zijn geworden, in militaire dienst bleef.”