Op 18 augustus werd in een tijdelijke rechtszaal in Daşoguz (Turkmenistan) op basis van valse beschuldigingen een gevangenisstraf opgelegd aan Bibi Rahmanova (33), moeder van een vierjarig jongetje. Ze werd door de rechter, Gagysyz Orazmuradov, schuldig bevonden aan „het aanvallen van een politieagent” en aan „hooliganisme” *, en kreeg een zware straf opgelegd van vier jaar in een strafkamp.

De problemen voor Bibi begonnen op 5 juli 2014 toen zij ’s avonds met haar man, Vepa Tuvakov, en haar zoontje op een treinstation in Daşoguz religieuze publicaties en persoonlijke bezittingen ging ophalen, die door een vriend uit Asjchabad waren opgestuurd. Meteen nadat ze de zending in ontvangst hadden genomen, werden ze door zes politieagenten in burger aangehouden en moesten ze de inhoud van hun tassen laten zien. Toen de agenten een laptop en religieuze publicaties van Jehovah’s Getuigen vonden, begonnen ze de familie Tuvakov uit te schelden en te dreigen dat hun zoontje binnenkort geen ouders meer zou hebben.

Toen Bibi de confrontatie vastlegde met haar telefoon, probeerden de agenten die af te pakken en verstopte zij die onder haar bloes. De agenten trokken haar aan het haar, schopten en sloegen haar en grepen haar handen vast. Terwijl ze vastgehouden werd, betastte een agent haar onder haar bloes en nam hij de telefoon in beslag. Bibi verweerde zich tegen de aanval maar verzette zich niet tegen haar arrestatie en viel de politie ook niet aan.

De agenten namen de familie Tuvakov mee naar het politiebureau, waar Vepa werd bevolen een van tevoren opgestelde verklaring te tekenen. Dit weigerde hij. De politie sloeg hem herhaaldelijk terwijl Bibi en haar zoontje in een andere kamer waren. Vepa bleef bij zijn weigering de verklaring te tekenen. Toen ook Bibi dit weigerde, werd ook zij geslagen. Zij moest met haar zoontje de nacht op het bureau doorbrengen, en werd de volgende dag vrijgelaten. * Nadat Bibi een klacht bij de Turkmeense autoriteiten had ingediend, kwam Vepa een paar dagen later vrij, op 11 juli. Toch stelde de politie van Daşoguz een strafrechtelijk onderzoek in naar zowel Bibi als haar man.

Bibi werd op 6 augustus aangeklaagd, op 8 augustus in een detentiecentrum geplaatst en ze stond op 18 augustus terecht. Tijdens de rechtszaak liet rechter Orazmuradov duidelijk zien bevooroordeeld te zijn. Hij viel Bibi’s advocaat tijdens de verdediging van haar cliënt steeds weer in de rede, en gaf haar geen toestemming vragen te stellen aan de politieagenten, toen die tegenstrijdige verklaringen aflegden. Toen Vepa in zijn getuigenverklaring vertelde dat de politie Bibi mishandeld had, werd hij onderbroken door de rechter, die ook weigerde naar de opname van de gebeurtenissen te luisteren. Bibi werd schuldig bevonden en veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf.

Het beroep tegen deze straf moet voor 28 augustus ingediend zijn. Tot die tijd zit Bibi opgesloten in het detentiecentrum DZD-7. Als haar beroep verworpen wordt, zal ze overgebracht worden naar een gevangenenkamp, waarschijnlijk in de woestijn, in Seydi. Ze zal niet alleen beroofd zijn van haar vrijheid, maar ook van de gelegenheid haar zoon tijdens zijn vormingsjaren op te voeden.

Hoewel Vepa niet formeel in staat van beschuldiging is gesteld, is de kans heel groot dat hij zal worden aangeklaagd en op basis van ongegronde beschuldigingen berecht en veroordeeld zal worden. Als dat het geval is, zal hun zoontje niet alleen beroofd worden van zijn moeder, maar ook van zijn vader. Er is geen grond voor een dergelijk onrecht.