Jehovah’s Getuigen zijn al sinds eind jaren 80 van de vorige eeuw actief in Turkmenistan. Kort na de onafhankelijkheid van de Sovjet-Unie in oktober 1991 begon de overheid de godsdienstvrijheid ernstig te beperken.

Jehovah’s Getuigen worden niet wettelijk erkend in Turkmenistan. Sommige Getuigen zijn hevig geslagen en hebben te maken gekregen met willekeurige detentie, huiszoekingen, gevangenzetting en boetes voor het openlijk belijden van hun geloof. In andere gevallen zijn ze gevangengezet op basis van door de politie verzonnen aanklachten. Aangezien Turkmenistan geen vervangende dienst kent, worden jonge Getuigen vervolgd en gestraft voor hun dienstweigering. Jehovah’s Getuigen hebben hierover klachten ingediend bij het VN-Mensenrechtencomité en bij andere internationale organisaties.

In oktober 2014 verleende de president van Turkmenistan amnestie aan acht Getuigen die ten onrechte vastzaten. De Getuigen hebben tegenover de regering van Turkmenistan publiekelijk hun waardering geuit voor deze positieve ontwikkeling. Ze hopen dat de regering verdere stappen zal zetten om het recht op godsdienstvrijheid te beschermen.