Doorgaan naar inhoud

De Royal Courts of Justice, waar de High Court en het Hof van Appel van Engeland en Wales zijn ondergebracht

12 MEI 2020
VERENIGD KONINKRIJK

Engeland bevestigt recht om Bijbelse richtlijnen over uitsluiting te volgen

Engeland bevestigt recht om Bijbelse richtlijnen over uitsluiting te volgen

Op 17 maart 2020 heeft het Hof van Appel van Engeland en Wales een verzoek tot hoger beroep afgewezen tegen een uitspraak van de High Court die ons recht bevestigde om de Bijbelse richtlijnen over uitsluiting te volgen.

Het gerechtshof had geoordeeld dat het niet onwettig of lasterlijk is als een gemeente zou bekendmaken dat iemand niet langer een van Jehovah’s Getuigen is. De rechter, Richard Spearman, zei in zijn uitspraak: ‘Het is niet meer dan logisch dat een geloofsgemeenschap die zich laat leiden door Bijbelse principes en ze tracht toe te passen het recht zou hebben om een zondaar in specifieke gevallen uit te sluiten. Dat is niet alleen redelijk, maar in veel gevallen zelfs essentieel. Iemand die niet in staat of bereid is om zich aan Bijbelse principes te houden, voldoet namelijk niet langer aan de vereisten van zo’n gemeenschap en zou, tenzij hij of zij wordt uitgesloten, een onwenselijke invloed hebben op de andere gelovigen.’

De eiser diende een verzoekschrift bij het Hof van Appel in om tegen de uitspraak in beroep te gaan. Het Hof van Appel wees het verzoek af en verklaarde het ‘volledig onontvankelijk’. Het Hof merkte verder op dat de uitspraak ‘zonder meer juist’ was en dat het ‘recht om iemand uit te sluiten ronduit noodzakelijk was in een geloofsgemeenschap’.

Shane Brady, advocaat van de Getuigen, vertelt: ‘Deze uitspraak is in lijn met een lange reeks uitspraken van Engelse gerechtshoven, het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en gerechtshoven in Canada, Europa en de Verenigde Staten. Al die uitspraken erkennen het recht van Jehovah’s Getuigen om te bepalen wie deel mag uitmaken van hun geloofsgemeenschap.’

We zijn blij dat het Hof ons recht erkent om Bijbelse richtlijnen te volgen als het gaat om de bescherming van het geestelijke en morele welzijn van onze gemeenten (1 Korinthiërs 5:11; 2 Johannes 9-11).