Doorgaan naar inhoud

27 SEPTEMBER 2018
INTERNATIONAAL NIEUWS

Martin Boor krijgt 90 jaar na veroordeling eerherstel van Slowakije

Martin Boor krijgt 90 jaar na veroordeling eerherstel van Slowakije

Op 18 september 2015 werd Martin Boor, die strafrechtelijk veroordeeld was omdat hij dienst had geweigerd op grond van gewetensbezwaren, door een rechtbank in Slowakije vrijgesproken. De uitspraak kwam 90 jaar na Boors veroordeling. Daarmee werd deze zaak de oudste rechtszaak in Slowakije waarvan de veroordeling voor dienstweigering op grond van gewetensbezwaren werd tenietgedaan.

Een moedig man wordt veroordeeld

Martin Boor bij zijn arrestatie

Martin werd in 1920 op 17-jarige leeftijd actief bij de Internationale Bijbelonderzoekers, zoals Jehovah’s Getuigen toen werden genoemd. In oktober 1924 werd hij opgeroepen voor militaire dienst, maar vanwege zijn geloofsovertuiging weigerde hij deel te nemen aan militaire activiteiten of de militaire eed af te leggen. Daarop plaatste de legerleiding vraagtekens bij Martins mentale gezondheid en moest hij een psychiatrisch onderzoek ondergaan. Maar hij werd geestelijk gezond verklaard. De artsen waren van mening dat zijn ‘religieuze overtuiging niet gebaseerd was op schadelijke fantasieën’.

Aangezien Martin mentaal gezond was verklaard, oordeelde de rechtbank op 2 april 1925 dat zijn dienstweigering een ernstig misdrijf was. De jonge Martin, die getrouwd was, hoorde moedig het vonnis aan: twee jaar gevangenisstraf met harde maatregelen, waaronder eenzame opsluiting en een beperkt voedselrantsoen. Maar hij hoefde niet zijn volledige straf uit te zitten. Op 13 augustus 1926 werd hij vanwege zijn goede gedrag voorwaardelijk in vrijheid gesteld.

Uitspraak van EHRM baant de weg

Martin Boor stierf op 7 januari 1985. Zijn nabestaanden deden in 2004 een eerste poging om zijn reputatie te laten zuiveren, maar die mislukte. Zeven jaar later verzochten ze de rechtbank van Bratislava om de zaak opnieuw te bekijken. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) had toen in de historische rechtszaak Bayatyan v. Armenia geoordeeld dat het recht op dienstweigering op grond van gewetensbezwaren gewaarborgd werd door het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Ondanks de duidelijke, wettelijke basis was ook dit verzoek tot eerherstel helaas niet succesvol: de nationale rechtbanken kwamen niet tot een uitspraak. Pas na de rechtszaak van een andere gewetensbezwaarde dienstweigeraar kwam er echt schot in de zaak.

De zaak Vajda: een cruciaal precedent

Imrich Vajda was net als Martin Boor een Getuige van Jehovah die geweigerd had militaire dienst te verrichten. Hij was in 1959 en 1961 onder het communistische regime veroordeeld. Op 13 maart 2014 oordeelde het Constitutionele Hof van Slowakije dat hij eerherstel moest krijgen op grond van de Tsjecho-Slowaakse Wet inzake juridische rehabilitatie (nr. 119/1990 coll.), een wet speciaal gericht op veroordelingen uit het communistische tijdperk. Met de zaak Vajda liet het Constitutionele Hof voor het eerst zien hoe specifiek Slowakije de uitspraak van het EHRM in de zaak Bayatyan moest toepassen. Het Hof erkende dat amnestie of eerherstel een noodzakelijke wettelijke maatregel is voor personen die vanwege dienstweigering op grond van gewetensbezwaren als misdadigers waren veroordeeld.

De positieve uitspraak in de zaak Vajda vormde het precedent waardoor een verzoek tot volledig eerherstel van Martin Boor ingediend kon worden bij de rechtbank van Bratislava. De rechtbank willigde op 18 september 2015 het verzoek in. Zo kreeg Martin Boor 90 jaar na zijn veroordeling en 30 jaar na zijn dood eerherstel.

De uitspraak van het EHRM in de zaak Bayatyan en de uitspraak van het Constitutionele Hof in de zaak Vajda hebben op die manier bijgedragen aan het rechtzetten van een al lang bestaand onrecht. Tot dusver hebben Slowaakse rechtbanken 51 Getuigen van Jehovah, van wie de meesten veroordeeld werden tussen 1948 en 1989, volledig eerherstel verleend.