Doorgaan naar inhoud

Drie van de vijf Zuid-Koreaanse broeders die onlangs werden vrijgesproken door de rechtbank van Jeonju

23 JANUARI 2019
ZUID-KOREA

‘Niet schuldig’

Voor het eerst in de geschiedenis van Zuid-Korea volledige vrijspraak voor gewetensbezwaarde dienstweigeraars

‘Niet schuldig’

Voor het eerst in de geschiedenis van Zuid-Korea heeft het Openbaar Ministerie het hof verzocht vijf van onze broeders die militaire dienst hadden geweigerd vrij te spreken. Het gevolg was dat de rechtbank de broeders niet schuldig verklaarde en hun zaken definitief sloot. Hiermee werden uitspraken van lagere rechtbanken vernietigd waarin onze broeders ontduiking van dienstplicht ten laste werd gelegd.

De vrijspraak, die op 14 december 2018 werd bekendgemaakt, vormt een duidelijk precedent voor het vrijlaten van ruim 900 broeders in vergelijkbare zaken die nog in het Zuid-Koreaanse rechtssysteem in behandeling zijn. Broeders die al zijn vrijgelaten, zullen de invoering van een regeling voor alternatieve dienst afwachten.

Het hof baseerde zijn uitspraken op twee historische beslissingen van het Constitutioneel Hof en het Hooggerechtshof van Zuid-Korea in 2018. Die uitspraken maakten een einde aan een beleid dat 65 jaar lang vrijwel automatisch gevangenisstraffen oplegde aan gewetensbezwaarde dienstweigeraars, zonder de oprechtheid van hun religieuze standpunt in aanmerking te nemen.

De twee uitspraken van hogere rechtbanken, die weigering op grond van gewetensbezwaren erkennen als een fundamenteel recht dat gebaseerd is op de vrijheid van geweten, kregen positieve commentaren van mensenrechtenorganisaties. De Nationale Commissie voor de Rechten van de Mens van Zuid-Korea schreef: ‘De uitspraak van het voltallige Hooggerechtshof heeft een eind gemaakt aan de pijnlijke geschiedenis van strafrechtelijke vervolging van gewetensbezwaarde dienstweigeraars, die in de jaren 50 begon en van invloed was op bijna 20.000 gewetensbezwaarde dienstweigeraars (...) We willen ons diepste respect uitspreken voor de offers die gewetensbezwaarde dienstweigeraars en hun families hebben moeten brengen.’

Nu wordt gewetensbezwaarde dienstweigeraars gevraagd aan te tonen dat hun weigering om militaire dienst te verrichten gebaseerd is op ‘een intense, sterke en echte’ overtuiging. Rechters zijn geïnstrueerd om te letten op aanwijzingen dat de dienstweigeraar oprecht is. In de bewoordingen van het Hooggerechtshof: ‘Zijn diepgewortelde overtuiging moet doorklinken in alle aspecten van zijn leven.’ Tijdens de ondervraging door de rechters hebben onze broeders op die manier een mooie gelegenheid om te getuigen over hun persoonlijke beslissing om niet mee te doen aan oorlog en militaire dienst (1 Petrus 3:15).

Ruim 60 jaar lang hebben Jehovah’s Getuigen in Zuid-Korea op grond van hun geweten een standpunt ingenomen. Daarmee hebben ze het krachtige bewijs geleverd dat ons vreedzame standpunt van christelijke neutraliteit voortkomt uit een oprecht verlangen om gehoorzaam te zijn aan het op één na belangrijkste gebod: ‘Je moet je naaste liefhebben als jezelf’ (Mattheüs 22:39).