19 FEBRUARI 2015
ZUID-KOREA
Zuid-Korea schuldig aan willekeurige detentie van gewetensbezwaarden
Het VN-Mensenrechtencomité heeft de regering van Zuid-Korea veroordeeld wegens het willekeurig gevangenzetten van gewetensbezwaarden en voor het schenden van hun recht op vrijheid van geweten. Dit is de vijfde uitspraak van het comité tegen Zuid-Korea in verband met het gevangenzetten van gewetensbezwaarden, maar voor het eerst wordt die gevangenzetting ‘willekeurig’ genoemd. *
In de vorige uitspraken, waarbij in totaal 501 gewetensbezwaarden betrokken waren, zei het comité dat Zuid-Korea de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst had geschonden die gewaarborgd wordt door Artikel 18 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR). Die laatste uitspraak, van 15 oktober 2014 (gepubliceerd op 14 januari 2015) inzake 50 jonge Getuigen *, ging nog een stap verder. Het comité verklaarde dat de regering met het straffen van deze mannen wegens het uitoefenen van een fundamenteel recht ook Artikel 9 van het IVBPR had geschonden, dat willekeurige detentie verbiedt en het recht op schadeloosstelling waarborgt. Het comité zei ook dat ‘“willekeur” (...) ruimer opgevat moet worden zodat dit ook elementen als ongepastheid [en] onrechtmatigheid omvat’. Het concludeerde dus dat ‘detentie als straf voor het rechtmatig uitoefenen van de vrijheid van religie en geweten, die gewaarborgd wordt door Artikel 18 van het Verdrag’, willekeurig is.
Plicht om de kwestie op te lossen
Met de uitspraak deed het comité een beroep op de regering van Zuid-Korea om de 50 Getuigen te rehabiliteren en ze een passende schadevergoeding te geven. Het verklaarde verder dat de regering ‘verplicht is (...) wettelijke maatregelen [te nemen] waarmee het recht op dienstweigering op grond van gewetensbezwaren wordt gegarandeerd’. Zuid-Korea moet binnen 180 dagen na de uitspraak ‘verslag uitbrengen over de maatregelen die zijn genomen om de huidige Standpunten ten uitvoer te brengen’.
Zuid-Korea heeft steeds aangevoerd dat het niet mogelijk is een regeling voor vervangende dienstplicht in te voeren wegens bedreigingen van de staatsveiligheid en het gebrek aan nationaal draagvlak voor deze kwestie. Voor de vijfde keer verklaarde het comité de argumentatie van de regering over deze punten ongegrond, waarbij het verwees naar de stellingname die in eerdere Standpunten werd geformuleerd (gepubliceerd in 2006). In die Standpunten verklaarde het comité dat Zuid-Korea ‘niet kon aantonen welk specifiek nadeel het zou hebben als de rechten voor gewetensbezwaarden volledig gerespecteerd zouden worden’. Over de kwestie van maatschappelijke samenhang en gelijkheid was het comité van mening dat ‘het voor een samenhangende en pluralistische samenleving van groot belang is dat de staat respect heeft voor geloof en geweten en de keuzes die op grond daarvan genomen worden’. Het comité is daarom nog steeds van mening dat Zuid-Korea het gevangenzetten van gewetensbezwaarden niet kan verantwoorden.
Door de willekeurige detentie van gewetensbezwaarden houdt Zuid-Korea zich duidelijk niet aan de internationale jurisprudentie inzake deze kwestie.
Hoewel Zuid-Korea het IVBPR heeft ondertekend waarin de verplichtingen betreffende gewetensbezwaarden zijn uiteengezet, heeft het land steeds geweigerd zich daaraan te houden. Het is zelfs zo dat de autoriteiten nog elk jaar honderden jonge Getuigen gevangenzetten. Het VN-Mensenrechtencomité is herhaaldelijk voor de rechten van gewetensbezwaarden in Zuid-Korea opgekomen. De tijd zal uitwijzen of de regering zal reageren op de toenemende internationale druk door niet alleen een eind te maken aan de willekeurige detenties maar ook wetgeving in te voeren die het geweten van de burgers respecteert.
^ ¶2 Zie CCPR Communication No. 2179/2012, Young-kwan Kim et al. v. Republic of Korea, Standpunten ingenomen op 15 oktober 2014, lid 7.5.
^ ¶3 Op bovenstaande foto staan 30 van de 50 jonge Getuigen voor het Hooggerechtshof van Zuid-Korea, waartoe ze zich eerst hadden gewend.