‘Voor alles ben ik sterk genoeg dankzij hem die mij kracht geeft’ (Filippenzen 4:13, Nieuwewereldvertaling).

 ‘Alle dingen kan ik aan door Christus, Die mij kracht geeft’ (Filippenzen 4:13, Herziene Statenvertaling).

 Deze woorden zijn geschreven door de apostel Paulus. Ze geven mensen die God aanbidden de verzekering dat ze kracht zullen krijgen om zijn wil te doen.

 In sommige Bijbelvertalingen staat dat Christus degene is die Paulus kracht gaf. Maar in de oudste Griekse manuscripten komt het woord Christus hier niet voor. Vandaar dat veel vertalingen dit weergeven met zoiets als ‘hem die mij kracht geeft’. Wie had Paulus dan in gedachten?

 Uit de context kun je opmaken dat Paulus het over God had (Filippenzen 4:6, 7, 10). Eerder in zijn brief aan de Filippenzen had hij geschreven: ‘God zelf (…) geeft jullie zowel de wil als de kracht om te handelen’ (Filippenzen 2:13). En in 2 Korinthiërs 4:7 schreef hij dat het God was die hem de kracht gaf om zijn dienst uit te voeren. (Vergelijk 2 Timotheüs 1:8.) Er zijn dus goede redenen voor de conclusie dat Paulus met ‘hem die mij kracht geeft’ God bedoelde.

 Wat bedoelde Paulus toen hij schreef dat hij ‘voor alles’ kracht zou krijgen? Kennelijk doelde hij daarmee op de verschillende omstandigheden waarin hij terechtkwam toen hij Gods wil deed. Of hij nu in materieel opzicht veel of weinig had, hij vertrouwde erop dat God voor hem zou zorgen. Paulus had geleerd tevreden te zijn, wat de omstandigheden ook waren (2 Korinthiërs 11:23-27; Filippenzen 4:11).

 De woorden van Paulus zijn geruststellend voor mensen die God aanbidden. God zal ze de kracht geven die ze nodig hebben om beproevingen te doorstaan en zijn wil te doen. Die kracht geeft hij door middel van zijn heilige geest, geloofsgenoten en zijn Woord, de Bijbel (Lukas 11:13; Handelingen 14:21, 22; Hebreeën 4:12).

 Deze woorden maken deel uit van het besluit van Paulus’ brief aan de christenen in Filippi. Hij schreef die brief rond 60-61, tijdens zijn eerste gevangenschap in Rome. Een tijdlang waren de christenen in Filippi niet in staat geweest Paulus materieel te ondersteunen. Maar nu hebben ze hem iets gestuurd zodat hij is voorzien van wat hij nodig heeft (Filippenzen 4:10, 14).

 Paulus prees de christenen in Filippi van harte voor hun vrijgevigheid en verzekerde ze ervan dat hij alles had wat hij nodig had (Filippenzen 4:18). Hij greep ook de kans aan om het geheim van een christelijk leven met ze te delen: alle christenen, of ze nu rijk zijn of arm, kunnen echte tevredenheid vinden als ze op Gods hulp vertrouwen (Filippenzen 4:12).