Doorgaan naar inhoud

BIJBELVERZEN UITGELEGD

Psalm 23:4 — ‘Al ging ik ook in een dal van de schaduw des doods’

Psalm 23:4 — ‘Al ging ik ook in een dal van de schaduw des doods’

 ‘Al wandel ik in het dal van diepe schaduw, ik ben niet bang, want u bent bij mij. Uw stok en uw staf stellen mij gerust’ (Psalm 23:4, Nieuwewereldvertaling).

 ‘Al ging ik ook in een dal van de schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij’ (Psalm 23:4, Statenvertaling, 1977).

Betekenis van Psalm 23:4 a

 Dit vers schetst het beeld van een herder die zijn schapen hoedt. Die metafoor illustreert hoe God voor zijn aanbidders zorgt. b Zij ervaren zijn beschermende zorg zelfs tijdens moeilijke momenten in hun leven. Ze voelen zich niet alleen wanneer ze een ellendige periode meemaken, in dit vers beschreven als een diep dal, een plek waar schaduw of duisternis is en doodsgevaar dreigt. Ze voelen zich veilig, alsof God letterlijk bij hen is.

 In Bijbelse tijden gebruikte een herder zijn stok om de schapen tegen roofdieren te beschermen. Hij gebruikte ook zijn staf, meestal een lange stok die eindigde in de vorm van een haak. Daarmee kon hij zijn schapen leiden of bij gevaar weghouden. Jehovah God doet hetzelfde. Als zorgzame Herder leidt en beschermt hij zijn aanbidders. Zelfs op de donkerste dagen van hun leven zorgt Jehovah op verschillende manieren voor ze.

Context van Psalm 23:4

 Psalm 23 is geschreven door David. Hij was een herder toen hij jong was en werd uiteindelijk de koning van Israël (1 Samuël 17:34, 35; 2 Samuël 7:8). De psalm begint met een beschrijving van Jehovah als Herder. Net zoals een herder voor zijn schapen zorgt, zo geeft hij zijn aanbidders leiding, voedsel en nieuwe kracht (Psalm 23:1-3).

 Als David in Psalm 23:4 Gods bescherming laat uitkomen, schakelt hij over van de derde persoon (hij) naar de tweede persoon (u). Die subtiele verandering benadrukt wat een hechte band David met Jehovah had. Hij besefte dat God wist wat hij meemaakte en voor hem zou zorgen. Daarom was hij niet bang.

 In Psalm 23:5, 6 verandert het beeld. In plaats van een herder voor zijn schapen is God nu een gastheer voor zijn gasten. Net als een gulle gastheer behandelt Jehovah David als een geëerde gast. Zelfs Davids vijanden staan machteloos. Ze kunnen niet voorkomen dat God voor hem zorgt. Aan het eind van de psalm uit David het vertrouwen dat God hem de rest van zijn leven goedheid en liefde zal tonen.

 De beeldspraak in Psalm 23 geeft de liefdevolle zorg weer die God zijn aanbidders ook nu nog geeft (1 Petrus 2:25).

a In sommige Bijbels is dit Psalm 22. Hoewel er in totaal 150 psalmen zijn, baseren sommige vertalingen de nummering op de Hebreeuwse masoretische tekst en andere op de Griekse Septuaginta, een vertaling van de Hebreeuwse tekst die in de tweede eeuw v.Chr. is voltooid.

b In de Bijbel wordt dit beeld van de zorgzame Herder vaak gebruikt voor God, wiens naam Jehovah is. Zijn aanbidders, de schapen, zijn voor steun en bescherming van hem afhankelijk (Psalm 100:3; Jesaja 40:10, 11; Jeremia 31:10; Ezechiël 34:11-16).