Ezechiël 41:1-26

  • Het heiligdom van de tempel (1-4)

  • De muur en de zijkamers (5-11)

  • Gebouw aan westkant (12)

  • Gebouwen opgemeten (13-15a)

  • Binnenkant van het heiligdom (15b-26)

41  Toen bracht hij me in het buitenste heiligdom,* en hij mat de zijpilaren. Ze waren zes el* breed aan de ene kant en zes el breed aan de andere kant.  De ingang was tien el breed en de zijmuren* van de ingang waren vijf el aan de ene en vijf el aan de andere kant. Hij mat de lengte ervan, 40 el, en de breedte, 20 el.  Toen ging hij naar binnen* en mat hij de zijpilaar van de ingang. Die was twee el dik. En de ingang was zes el breed. De zijmuren* van de ingang waren zeven el.  Daarna mat hij de ruimte die grensde aan het buitenste heiligdom, en die was 20 el lang en 20 el breed.+ Hij zei tegen me: ‘Dit is het allerheiligste.’+  Hij mat de muur van de tempel en die was zes el dik. De zijkamers rond de tempel waren vier el breed.+  De zijkamers lagen boven elkaar, drie verdiepingen hoog, met op elke verdieping 30 kamers. Rondom de muur waren richels die als steun dienden voor de zijkamers, zodat er geen uitsparingen waren in de muur van de tempel zelf.+  Aan beide kanten van de tempel was een wenteltrap* die naar de bovenste kamers toe steeds breder werd.+ Als je van de onderste verdieping via de middelste verdieping naar de bovenste verdieping ging, werd hij per verdieping breder.  Ik zag dat er rondom de tempel een verhoging was, en de fundamenten van de zijkamers maten een vol riet van zes el tot de hoek.  De buitenmuur van de zijkamers was vijf el dik. Langs de zijkamers was een open ruimte* die deel uitmaakte van de tempel. 10  Tussen de tempel en de eetruimten*+ was een ruimte van 20 el breed aan elke kant. 11  Er was een ingang tussen de zijkamers en de open ruimte aan de noordkant en een andere ingang aan de zuidkant. De open ruimte was rondom vijf el breed. 12  Aan de westkant stond een gebouw dat uitzag op de open ruimte. Het was 70 el breed en 90 el lang. De muur van het gebouw was overal vijf el dik. 13  Hij mat de tempel, en die was 100 el lang. Ook de open ruimte, het gebouw* en de muren waren 100 el lang. 14  De breedte van de voorkant van de tempel, die uitzag op het oosten, en de open ruimte was 100 el. 15  Hij mat de lengte van het gebouw dat uitzag op de open ruimte aan de achterkant, met de galerijen aan weerskanten, en die was 100 el. Bovendien mat hij het buitenste heiligdom, het binnenste heiligdom+ en de voorhallen van het voorhof, 16  en ook de drempels, de schuin toelopende vensters+ en de galerijen in die drie gedeelten. Bij de drempel waren van de vloer tot de vensters houten panelen,+ en de vensters waren bedekt. 17  De afmetingen werden vastgesteld van het deel boven de ingang, van de binnenkant van de tempel, van de buitenkant en van de hele muur rondom. 18  Er waren cherubs+ en palmfiguren+ gegraveerd, met steeds één palmboom tussen twee cherubs. Elke cherub had twee gezichten. 19  Er was een mensengezicht naar de palmboom aan de ene kant gericht en een leeuwengezicht* naar de palmboom aan de andere kant.+ Op die manier waren ze overal in de tempel gegraveerd. 20  Vanaf de vloer tot boven de ingang waren er cherubs en palmfiguren op de muur van het heiligdom gegraveerd. 21  De deurposten* van het heiligdom waren vierkant.+ Vóór de heilige plaats* was iets dat leek op 22  een houten altaar+ dat drie el hoog en twee el lang was. Het had hoekstijlen, en het voetstuk* en de zijkanten waren van hout. Vervolgens zei hij tegen me: ‘Dit is de tafel die vóór Jehovah staat.’+ 23  Het buitenste heiligdom en de heilige plaats hadden elk twee deuren.+ 24  De deuren bestonden uit twee scharnierende deurvleugels, twee vleugels per deur. 25  Op de deuren van het heiligdom waren cherubs en palmfiguren gegraveerd, net als op de muren.+ Buiten, aan de voorkant van de voorhal, was een houten overhang.* 26  Er waren schuin toelopende vensters+ en palmfiguren aan weerskanten van de voorhal, en ook bij de zijkamers van de tempel en de overhangen.

Voetnoten

Lett.: ‘de tempel’. In hfst. 41 en 42 verwijst deze term naar het buitenste heiligdom (het heilige) of naar het hele heiligdom (de tempel inclusief het heilige en het allerheiligste).
Dit is de lange el. Zie App. B14.
Lett.: ‘zijkanten’.
D.w.z. in het binnenste heiligdom (het allerheiligste).
Lett.: ‘de breedte’.
Lett.: ‘wentelgang’.
Blijkbaar een smalle gang rondom de tempel.
Of ‘vertrekken’.
D.w.z. het gebouw ten westen van het heiligdom.
Of ‘het gezicht van een jonge leeuw met manen’.
Lett.: ‘de deurpost’. Blijkbaar de ingang naar het heilige.
Blijkbaar het allerheiligste.
Lett.: ‘de lengte’.
Of ‘overkapping’.