De brief van Jakobus 1:1-27

  • Groet (1)

  • Volharding leidt tot geluk (2-15)

    • Beproefd geloof (3)

    • In geloof blijven vragen (5-8)

    • Verlangen leidt tot zonde en dood (14, 15)

  • Elke goede gave van boven (16-18)

  • Luisteren en leven naar woord (19-25)

    • Man die in spiegel kijkt (23, 24)

  • Reine, onbesmette aanbidding (26, 27)

1  Van Jakobus,+ een slaaf van God en van de Heer Jezus Christus. Aan de 12 stammen die overal verspreid zijn. Gegroet!  Bezie het als een en al vreugde, mijn broeders,* wanneer je allerlei beproevingen meemaakt,+  want je weet dat je beproefde geloof* tot volharding leidt.+  Maar laat de volharding haar werk voltooien, zodat je compleet en in alle opzichten zonder gebrek zult zijn en nergens in tekortschiet.+  Als iemand van jullie tekortschiet in wijsheid, dan moet hij erom blijven vragen aan God,+ die iedereen gul en zonder verwijt* geeft,+ en hij zal wijsheid ontvangen.+  Maar hij moet wel in geloof blijven vragen,+ zonder te twijfelen,+ want wie twijfelt is als een golf van de zee, die door de wind heen en weer geslingerd wordt.  Zo iemand moet niet verwachten dat hij iets van Jehovah* zal krijgen.  Hij is een besluiteloos man,+ wispelturig in alles wat hij doet.  Laat de arme broeder blij* zijn als hij verhoogd wordt,+ 10  en de rijke als hij verlaagd wordt,+ want de rijke zal vergaan als een bloem in het veld. 11  Als de zon opkomt en de plant door de verschroeiende hitte verdort, valt de bloem af en is zijn schoonheid verdwenen. Zo zal ook de rijke vergaan terwijl hij volop met zijn zaken bezig is.+ 12  Gelukkig is de man die volhardt onder beproeving,+ want nadat hij is goedgekeurd, zal hij de kroon van het leven krijgen,+ die Jehovah* beloofd heeft aan degenen die van Hem blijven houden.+ 13  Laat niemand die een beproeving meemaakt zeggen: ‘Ik word door God op de proef gesteld.’ Want God kan niet met slechte dingen worden beproefd, en zelf beproeft hij ook niemand daarmee. 14  Maar iedereen wordt op de proef gesteld doordat hij door zijn eigen verlangen meegetrokken en verleid* wordt.+ 15  Als het verlangen bevrucht is,* baart het zonde, en als de zonde eenmaal volgroeid* is, brengt die de dood voort.+ 16  Laat je niet misleiden, geliefde broeders. 17  Elke goede gave en elk volmaakt geschenk komt van boven,+ van de Vader van de hemellichten,+ die niet verandert zoals schaduwen die zich verplaatsen.*+ 18  Het was zijn wil om ons door het woord van waarheid voort te brengen,+ zodat we in zekere zin eerstelingen* onder zijn schepselen zouden zijn.+ 19  Weet dit, geliefde broeders: iedereen moet snel zijn om te luisteren, langzaam om te praten+ en langzaam om boos te worden,+ 20  want de woede van een mens leidt niet tot Gods rechtvaardigheid.+ 21  Doe daarom alle verdorvenheid en elk spoortje van slechtheid* weg.+ Aanvaard met zachtaardigheid het woord dat in je wordt geplant en dat je* kan redden. 22  Luister niet alleen naar het woord maar leef er ook naar,*+ anders bedrieg je jezelf met onjuiste redenaties. 23  Want wie het woord hoort maar er niet naar leeft,+ is als een man die zijn eigen* gezicht in een spiegel bekijkt. 24  Hij kijkt naar zichzelf, gaat weg en vergeet meteen weer hoe hij eruitziet.* 25  Maar wie zich verdiept* in de volmaakte wet+ die vrijheid brengt en daaraan vasthoudt, is niet iemand die het hoort en vervolgens vergeet, maar iemand die het in praktijk brengt.* En hij zal gelukkig zijn in wat hij doet.+ 26  Iemand die denkt dat hij een aanbidder van God is* maar toch zijn tong niet beteugelt,+ bedriegt zijn eigen hart. Zijn aanbidding is zinloos. 27  Dit is de vorm van aanbidding* die in de ogen van onze God en Vader rein en onbesmet is: zorgen voor wezen+ en weduwen+ in hun moeilijkheden+ en je niet door de wereld laten besmeuren.+

Voetnoten

Soms gebruikt de Bijbel ‘broeders’ voor zowel mannen als vrouwen.
Of ‘de getoetste kwaliteit van je geloof’.
Of ‘kritiek’.
Lett.: ‘trots’.
Of ‘gevangen als met aas’.
Of ‘vruchtbaar is geworden’.
Of ‘begaan’, ‘volbracht’.
Of ‘bij hem is geen verandering van het keren van de schaduw’.
Of mogelijk ‘en de overvloed van slechtheid’.
Of ‘je ziel’.
Lett.: ‘word daders van het woord en niet alleen hoorders’.
Of ‘natuurlijke’.
Of ‘wat voor iemand hij is’.
Of ‘tuurt’.
Lett.: ‘een dader van het werk’.
Of ‘godsdienstig is’.
Of ‘godsdienst’.