Jeremia 31:1-40

  • Israëls overblijfsel zal weer in land wonen (1-30)

    • Rachel huilt om haar kinderen (15)

  • Een nieuw verbond (31-40)

31  ‘In die tijd’, verklaart Jehovah, ‘zal ik God worden voor alle families van Israël en zij zullen mijn volk worden.’+   Dit zegt Jehovah: ‘Het volk dat ontkwam aan het zwaard, vond gunst in de woestijn,en Israël ging naar zijn rustplaats.’   Van ver is Jehovah aan mij verschenen en hij zei: ‘Met een eeuwige liefde heb ik van je gehouden. Daarom heb ik je met loyale liefde tot me getrokken.*+   Ik zal je herbouwen en je zult herbouwd worden.+ O maagd Israël, je zult je tamboerijnen weer oppakkenen vrolijk gaan dansen.*+   Je zult weer wijngaarden planten op de bergen van Sama̱ria.+ Degenen die ze planten zullen zelf van de opbrengst genieten.+   Want de dag komt dat de wachters in de bergen van Efraïm zullen uitroepen: “Sta op, laten we naar Sion gaan, naar Jehovah, onze God.”’+   Want dit zegt Jehovah: ‘Roep naar Jakob met vreugde. Juich omdat je boven de volken staat.+ Verkondig het, zing een lofzang en zeg: “O Jehovah, red uw volk, het overblijfsel van Israël.”+   Ik breng ze terug uit het land van het noorden.+ Ik zal ze verzamelen van de uithoeken van de aarde.+ Bij hen zullen de blinde en de kreupele zijn,+de zwangere vrouw en de barende vrouw, allemaal bij elkaar. Als een grote gemeente zullen ze hier terugkomen.+   Huilend zullen ze komen,+ik zal ze leiden terwijl ze om gunst smeken. Ik zal ze naar waterstromen* brengen+over een effen weg waarop ze niet zullen struikelen. Want ik ben een Vader voor Israël en Efraïm is mijn eerstgeborene.’+ 10  Hoor het woord van Jehovah, volken,en verkondig het op de eilanden ver weg:+ ‘Degene die Israël verstrooide, zal het verzamelen. Hij zal erover waken zoals een herder over zijn kudde.+ 11  Want Jehovah zal Jakob loskopen+en hem redden* uit de hand van degene die sterker is dan hij.+ 12  Ze zullen komen en juichen van vreugde op de hoogte van Sion+en ze zullen stralen om de goedheid* van Jehovah,om het graan, de nieuwe wijn+ en de olieen om de jongen van de schapen en de runderen.+ Ze* zullen als een waterrijke tuin worden,+nooit meer zullen ze wegkwijnen.’+ 13  ‘In die tijd zal de maagd vrolijk dansen,net als de jonge mannen samen met de oude mannen.+ Ik zal hun rouw veranderen in grote vreugde.+ Ik zal ze troosten en hun verdriet veranderen in blijdschap.+ 14  Ik zal de priesters* een overvloed aan voedsel* gevenen mijn volk zal gevuld worden met mijn goedheid’,+ verklaart Jehovah. 15  ‘Dit zegt Jehovah: “Een stem wordt gehoord in Ra̱ma,+ gejammer en bitter gehuil:Rachel huilt om haar zonen.*+ Ze heeft geweigerd zich te laten troosten over haar zonen,omdat ze er niet meer zijn.”’+ 16  Dit zegt Jehovah: ‘“Houd op met huilen en droog je tranen,want er is een beloning voor wat je doet”, verklaart Jehovah. “Ze zullen terugkomen uit het land van de vijand.”+ 17  “En er is hoop voor je toekomst”,+ verklaart Jehovah. “Je zonen zullen naar hun eigen gebied teruggaan.”’+ 18  ‘Ik heb Efraïm beslist horen treuren: “U hebt me gecorrigeerd en ik heb me laten corrigeren,als een kalf dat niet afgericht is. Breng me terug, dan zal ik meteen terugkomen,want u bent Jehovah, mijn God. 19  Want na mijn terugkomst kreeg ik spijt,+nadat ik tot bezinning was gebracht, sloeg ik van verdriet op mijn dij. Ik schaamde me en voelde me vernederd,+want ik ging gebukt onder de schande van mijn jeugd.”’ 20  ‘Is Efraïm niet een dierbare zoon voor me, een geliefd kind?+ Want elke keer dat ik iets zeg wat tegen hem is, denk ik wel aan hem. Daarom worden mijn gevoelens* voor hem geraakt.+ En ik zal beslist medelijden met hem hebben’, verklaart Jehovah.+ 21  ‘Plaats voor jezelf tekens langs de weg. Zet wegwijzers neer.+ Concentreer je op de hoofdweg, de weg die je moet volgen.+ Kom terug, maagd Israël, kom terug naar je steden. 22  Hoelang zul je nog twijfelen, ontrouwe dochter? Want Jehovah heeft iets nieuws op aarde geschapen:een vrouw zal achter een man aan gaan.’ 23  Dit zegt Jehovah van de legermachten, de God van Israël: ‘Wanneer ik hun gevangenen terugbreng, zal er in het land Juda en in zijn steden weer gezegd worden: “Mag Jehovah je zegenen, rechtvaardige woonplaats,+ heilige berg.”+ 24  En daar zullen Juda en al zijn steden samen wonen, landbouwers en degenen die de kudden leiden.+ 25  Want wie* vermoeid is geef ik nieuwe kracht en iedereen* die wegkwijnt zal ik verzadigen.’+ 26  Toen werd ik wakker en opende ik mijn ogen, en ik had goed geslapen. 27  ‘Luister! Er komt een tijd’, verklaart Jehovah, ‘dat ik het huis van Israël en het huis van Juda zal bezaaien met het zaad* van mensen en met het zaad van vee.’+ 28  ‘En net zoals ik klaarstond om ze uit te rukken, af te breken, neer te halen, te vernietigen en kwaad te doen,+ zo zal ik klaarstaan om ze op te bouwen en te planten’,+ verklaart Jehovah. 29  ‘In die tijd zullen ze niet meer zeggen: “De vaders aten zure druiven, maar de zonen kregen stroeve* tanden.”+ 30  Maar dan zal iedereen vanwege zijn eigen zonde sterven. Iedereen die zure druiven eet, zal zelf stroeve tanden krijgen.’ 31  ‘Er komt een dag’, verklaart Jehovah, ‘dat ik een nieuw verbond+ zal sluiten met het huis van Israël en met het huis van Juda. 32  Het zal anders zijn dan het verbond dat ik met hun voorouders sloot op de dag dat ik hen bij de hand nam om hen uit Egypte te leiden,+ “mijn verbond dat ze verbroken hebben,+ hoewel ik hun echte meester* was”, verklaart Jehovah.’ 33  ‘Dit is het verbond dat ik na die dagen met het huis van Israël zal sluiten’, verklaart Jehovah. ‘Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen+ en in hun hart schrijven.+ Ik zal hun God worden en zij zullen mijn volk worden.’+ 34  ‘En niemand zal zijn naaste en zijn broeder nog onderwijzen door te zeggen: “Ken Jehovah!”+ Want ze zullen mij allemaal kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen’,+ verklaart Jehovah. ‘Ik zal hun overtredingen vergeven en aan hun zonden zal ik niet meer denken.’+ 35  Dit zegt Jehovah,die de zon geeft voor licht overdag,de wetten* van de maan en de sterren voor licht in de nacht,die de zee opzweept en haar golven laat bruisen,wiens naam Jehovah van de legermachten is:+ 36  ‘“Als deze voorschriften ooit zouden verdwijnen,” verklaart Jehovah,“alleen dan zou het nageslacht van Israël ophouden een volk te zijn en niet meer vóór me staan.”’+ 37  Dit zegt Jehovah: ‘“Als de hemel boven gemeten kon worden en de fundamenten van de aarde beneden verkend konden worden, alleen dan zou ik het hele nageslacht van Israël kunnen verwerpen voor alles wat ze hebben gedaan”, verklaart Jehovah.’+ 38  ‘Luister! Er komt een tijd’, verklaart Jehovah, ‘dat de stad voor Jehovah gebouwd zal worden+ vanaf de Hana̱neëltoren+ tot aan de Hoekpoort.+ 39  En het meetlint+ zal rechtdoor gaan tot aan de heuvel Ga̱reb en afbuigen richting Go̱a. 40  En het hele dal* van de lijken en van de as,* en alle terrassen tot aan het Ki̱drondal,+ helemaal tot aan de hoek van de Paardenpoort+ richting het oosten, zullen iets heiligs voor Jehovah zijn.+ Het zal nooit meer worden uitgerukt of neergehaald.’

Voetnoten

Of ‘bleef ik je loyale liefde tonen’.
Of ‘uittrekken in de dans van de lachenden’.
Of ‘wadi’s vol water’.
Of ‘opeisen’.
Of ‘de goede dingen’.
Of ‘hun ziel’.
Of ‘de ziel van de priesters’.
Lett.: ‘vet’.
Of ‘kinderen’.
Lett.: ‘ingewanden’.
Of ‘elke ziel’.
Of ‘de ziel die’.
Of ‘de nakomelingen’.
Lett.: ‘stompe’.
Of mogelijk ‘hun echtgenoot’.
Lett.: ‘voorschriften’.
Of ‘de hele laagvlakte’.
Of ‘vettige as’, d.w.z. de as die verzadigd was met het vet van de slachtoffers.