Jesaja 45:1-25

  • Cyrus gezalfd om Babylon in te nemen (1-8)

  • Klei moet niet strijden met Pottenbakker (9-13)

  • Andere volken erkennen Israël (14-17)

  • God is betrouwbaar in schepping en openbaringen (18-25)

    • Aarde geschapen om bewoond te worden (18)

45  Dit zegt Jehovah tegen zijn gezalfde, tegen Cyrus,+die ik bij de rechterhand heb gepakt+om voor hem uit volken te onderwerpen,+om koningen te ontwapenen,*om voor hem uit de dubbele deuren te openen,zodat de poorten niet gesloten zullen zijn:   ‘Ik zal voor je uit gaan,+ik zal de heuvels vlak maken. De koperen deuren zal ik in stukken brekenen de ijzeren grendels stukslaan.+   Ik zal je de schatten in de duisternis gevenen de verborgen schatten in de schuilplaatsen,+zodat je weet dat ik Jehovah ben,de God van Israël, die je bij je naam roept.+   Ter wille van mijn dienaar Jakob en van Israël, mijn uitverkorene,roep ik je bij je naam. Ik geef je een erenaam, hoewel je me niet kende.   Ik ben Jehovah en er is niemand anders. Er is geen andere God dan ik.+ Ik zal je kracht geven,* hoewel je me niet kende,   zodat men weetvan waar de zon opgaat tot waar ze ondergaat*dat er niemand is buiten mij.+ Ik ben Jehovah en er is niemand anders.+   Ik vorm licht+ en schep duisternis,+ik maak vrede+ en schep onheil.+ Ik, Jehovah, doe dat alles.   Hemel, laat het regenen van boven,+laat er rechtvaardigheid uit de wolken neerstromen. Aarde, ga open en breng redding voort,laat ook rechtvaardigheid opkomen.+ Ik, Jehovah, heb dat alles gemaakt.’   Wee degene die de strijd aangaat* met zijn Maker!* Zo iemand is namelijk niet meer dan een potscherftussen de andere potscherven op de grond. Moet de klei tegen de Pottenbakker* zeggen: ‘Wat maak je eigenlijk?’+ Of moet dat wat je hebt gemaakt, zeggen: ‘Hij heeft geen handen’?* 10  Wee degene die tegen een vader zegt: ‘Waar word jij nu vader van?’ En tegen een vrouw: ‘Wat zet jij nu op de wereld?’* 11  Dit zegt Jehovah, de Heilige van Israël,+ degene die hem heeft gevormd: ‘Stel jij me vragen over wat nog komen gaat? Geef jij me bevelen over mijn zonen+ en over wat ik met mijn handen heb gemaakt? 12  Ik heb de aarde gemaakt+ en de mens erop geschapen.+ Ik heb de hemel eigenhandig uitgespannen+en ik geef bevelen aan heel zijn leger.’+ 13  ‘Vanwege mijn rechtvaardigheid heb ik een man laten opstaan,+en ik zal al zijn wegen effenen. Hij is het die mijn stad zal bouwen+en mijn ballingen zonder betaling of steekpenningen+ vrij zal laten’,+ zegt Jehovah van de legermachten. 14  Dit zegt Jehovah: ‘De winst* van Egypte en de koopwaar* van Ethiopië en de Sabeeërs, lang van gestalte,zullen naar je toe komen en van jou worden. Ze zullen geketend achter je lopen. Ze zullen komen en zich voor je neerbuigen.+ Vol ontzag zullen ze tegen je zeggen: “God is echt met u,+er is niemand anders; er is geen andere God.”’ 15  U bent echt een God die zich verbergt,o God van Israël, de Redder.+ 16  Schande en vernedering staan hun allemaal te wachten. Degenen die afgodsbeelden maken zullen zonder eer vertrekken.+ 17  Maar Israël zal door Jehovah worden gered en die redding is eeuwig.+ Voor altijd en eeuwig zullen jullie niet beschaamd of te schande gemaakt worden.+ 18  Want dit zegt Jehovah,de Schepper van de hemel,+ de ware God,degene die de aarde heeft gevormd, haar Maker die haar stevig heeft gefundeerd,+die haar niet voor niets* heeft geschapen, maar haar gemaakt heeft om bewoond te worden:+ ‘Ik ben Jehovah, en er is niemand anders. 19  Ik heb niet gesproken op een verborgen plek,+ in een duistere streek. Ik heb niet tegen het nageslacht* van Jakob gezegd: “Zoek me voor niets.”* Ik ben Jehovah, die zegt wat rechtvaardig is en vertelt wat juist is.+ 20  Verzamel je en kom. Kom samen dichterbij, jullie die ontsnapt zijn aan de volken.+ Degenen die beelden ronddragen weten nietsen ze bidden tot een god die ze niet kan redden.+ 21  Breng verslag uit, leg je zaak voor. Laat ze samen eensgezind overleggen. Wie heeft dit lang geleden voorspeld,wie heeft het lang van tevoren aangekondigd? Heb ik, Jehovah, dat niet gedaan? Er is geen andere God dan ik,een rechtvaardige God en een Redder;+ buiten mij is er geen ander.+ 22  Wend je tot mij en word gered,+ alle uithoeken van de aarde,want ik ben God en er is niemand anders.+ 23  Ik heb gezworen bij mezelf. Het woord uit mijn mond is waaren zal niet terugkomen:+ Elke knie zal zich voor mij buigenen elke tong zal trouw zweren+ 24  en zeggen: “Bij Jehovah vind je beslist ware rechtvaardigheid en kracht. Iedereen die woedend op hem wordt, zal vol schaamte voor hem verschijnen. 25  Dankzij Jehovah zal duidelijk worden dat heel het nageslacht* van Israël gelijk heeft,+en ze zullen vol trots over hem vertellen.”’

Voetnoten

Lett.: ‘de heupen van koningen te ontgorden’.
Lett.: ‘stevig omgorden’.
Of ‘van oost tot west’.
Of ‘ruziemaakt’.
Of ‘degene die hem heeft gevormd’.
Of ‘degene die het heeft gevormd’.
Of mogelijk ‘moet de klei zeggen: “Je werk heeft geen handgrepen”?’
Of ‘waarvan heb jij nu weeën?’
Of mogelijk ‘arbeiders’.
Of mogelijk ‘kooplieden’.
Of mogelijk ‘niet om leeg te zijn’.
Lett.: ‘zaad’.
Of ‘tevergeefs’.
Lett.: ‘zaad’.