Jesaja 59:1-21

  • Israël vervreemd van God door zonden (1-8)

  • Zonden beleden (9-15a)

  • Jehovah komt op voor wie berouw heeft (15b-21)

59  Luister! De hand van Jehovah is niet te kort om te redden+en zijn oor niet te ongevoelig* om te horen.+   Nee, door je eigen fouten is er afstand tussen jou en je God.+ Door jouw zonden heeft hij zijn gezicht voor je verborgenen hij weigert naar je te luisteren.+   Want je handpalmen zijn besmeurd met bloed+en je vingers met fouten. Je lippen spreken leugens+ en je tong mompelt onrecht.   Niemand roept om rechtvaardigheid,+niemand die naar de rechtbank gaat is eerlijk. Ze vertrouwen op dingen die niets voorstellen*+ en spreken over wat geen waarde heeft. Ze worden zwanger van* moeilijkheden en baren wat slecht is.+   Ze broeden de eieren uit van een giftige slangen ze weven het web van een spin.+ Iedereen die van hun eieren eet gaat dooden uit het ei dat kapotgedrukt wordt komt een adder.   Hun spinnenweb kunnen ze niet gebruiken als kledingen wat ze maken kunnen ze niet aantrekken.+ Hun daden zijn schadelijk,hun handen zijn vol gewelddaden.+   Hun voeten rennen naar het slechte,ze haasten zich om onschuldig bloed te vergieten.+ Hun gedachten zijn schadelijke gedachten,ze laten een spoor van verwoesting en ellende achter.+   De weg van vrede kennen ze niet,in hun voetsporen is geen recht te vinden.+ Ze verdraaien hun wegen,niemand die erop wandelt zal vrede vinden.+   Daarom is het recht ver van onsen bereikt rechtvaardigheid ons niet. We hopen op licht, maar kijk, er is duisternis,en op helder licht, maar we blijven in het donker wandelen.+ 10  Als blinden tasten we naar de muur,we tasten rond als iemand die geen ogen heeft.+ Midden op de dag struikelen we als in de avondschemering. Onder de sterken zijn we als doden. 11  We blijven allemaal grommen als berenen droevig koeren als duiven. We hopen op recht maar het is er niet,we hopen op redding maar die is ver van ons. 12  Want we zijn vaak tegen u in opstand gekomen.+ Elk van onze zonden getuigt tegen ons.+ Want we beseffen hoe opstandig we zijn,we kennen onze fouten maar al te goed.+ 13  We zijn in de fout gegaan en Jehovah ontrouw geworden. We hebben onze God de rug toegekeerd. We hadden het over onderdrukking en opstand.+ We bedachten* leugens en mompelden leugenachtige woorden vanuit het hart.+ 14  Het recht wordt teruggedrongen,+rechtvaardigheid blijft op een afstand.+ Want de waarheid* is gestruikeld op het pleinen oprechtheid krijgt geen toegang. 15  Waarheid* is verdwenen+en wie zich afkeert van het slechte wordt geplunderd. Jehovah zag het en was verontwaardigd,*want er was geen recht.+ 16  Hij zag dat er niemand was,hij was verbijsterd dat niemand tussenbeide kwam. Dus bracht zijn eigen arm redding,*zijn eigen rechtvaardigheid steunde hem. 17  Toen deed hij rechtvaardigheid aan als een pantser*en zette hij de helm van redding op zijn hoofd.+ Hij kleedde zich met het gewaad van wraak+en deed ijver aan als een mantel.* 18  Hij zal ze hun verdiende loon geven:+woede aan zijn tegenstanders, vergelding aan zijn vijanden.+ En de eilanden zal hij het betaald zetten. 19  Waar de zon ondergaat zal men ontzag hebben voor de naam van Jehovahen waar de zon opgaat voor zijn majesteit,want hij zal komen als een wilde rivier,die door Jehovah’s geest wordt voortgestuwd. 20  ‘Naar Sion zal de Terugkoper+ komen,+naar degenen van Jakob die zich afkeren van overtreding’,+ verklaart Jehovah. 21  ‘Wat mij betreft, dit is mijn verbond met hen’,+ zegt Jehovah. ‘Mijn geest die op jou rust en mijn woorden die ik in je mond heb gelegd — ze zullen niet uit jouw mond worden weggenomen, niet uit de mond van je kinderen* en niet uit de mond van je kleinkinderen,’* zegt Jehovah, ‘van nu tot in eeuwigheid.’

Voetnoten

Lett.: ‘zwaar’.
Of ‘op leegte’.
Of ‘bedenken’.
Of ‘werden zwanger van’.
Of ‘eerlijkheid’.
Of ‘eerlijkheid’.
Lett.: ‘en het was slecht in zijn ogen’.
Of ‘overwinning voor hem’.
Of ‘maliënkolder’, ‘wapenrok’.
Of ‘mouwloze mantel’.
Lett.: ‘zaad’.
Lett.: ‘het zaad van je zaad’.