Job 8:1-22

  • Eerste rede Bildad (1-22)

    • Insinueert dat Jobs zonen hebben gezondigd (4)

    • ‘Als je zuiver was, zou God je beschermen’ (6)

    • Insinueert dat Job goddeloos is (13)

8  De Suhiet+ Bi̱ldad+ antwoordde vervolgens:   ‘Hoelang blijf je nog zo praten?+ De woorden van je mond zijn niets dan een sterke wind!   Zal God het recht verdraaien? Zal de Almachtige rechtvaardigheid verdraaien?   Als je zonen tegen hem hebben gezondigd,heeft hij ze voor hun opstandigheid laten straffen.*   Maar als je je nu eens tot God zou wenden+en de Almachtige om gunst zou smeken   en als je echt zuiver en oprecht zou zijn,+dan zou hij aandacht voor je hebben*en je weer de plaats geven die je toekomt.   En al begon je klein,er zou je een grote toekomst wachten.+   Vraag het eens aan de vorige generatieen vraag naar de bevindingen van hun voorvaders.+   Want wij zijn pas gisteren geboren en weten niets,omdat onze dagen op aarde een schaduw zijn. 10  Zullen zij je niet onderwijzenen je vertellen wat ze weten?* 11  Kan een papyrusplant gedijen buiten het moeras? Kan riet goed groeien zonder water? 12  Nog in de knop, nog niet afgeplukt,zal het eerder verdorren dan alle andere planten. 13  Dat is de afloop* voor allen die God vergeten. De hoop van de goddeloze* zal vergaan 14  en zijn vertrouwen is vergeefs,zo teer als spinrag.* 15  Hij zal tegen zijn huis leunen, maar het blijft niet staan. Hij wil het vasthouden, maar het stort in. 16  Hij is een sappige plant in het licht van de zonen zijn jonge scheuten verspreiden zich in de tuin.+ 17  Zijn wortels kronkelen zich door een hoop stenen. Tussen de stenen zoekt hij een huis.* 18  Maar als hij van zijn plaats wordt weggerukt,*zal die hem verloochenen en zeggen: “Ik heb je nooit gezien.”+ 19  Ja, zo zal hij verdwijnen.*+ En dan zullen anderen uit het stof opkomen. 20  God zal oprechte mensen* nooit verwerpenof slechte mensen steunen,* 21  want hij zal je mond nog vullen met gelachen je lippen met gejuich. 22  Degenen die je haten, zullen met schande worden bekleeden de tent van slechte mensen zal er niet meer zijn.’

Voetnoten

Lett.: ‘heeft hij ze in de hand van hun opstandigheid gestuurd’.
Of ‘voor je ontwaken’.
Lett.: ‘en uit hun hart woorden voortbrengen’.
Lett.: ‘zo zijn de paden’.
Of ‘afvallige’.
Lett.: ‘het huis van een spin’.
Of ‘hij kijkt naar een huis van steen’.
Of ‘opgeslokt’.
Of ‘dat is de ontbinding van zijn weg’.
Of ‘onberispelijken’, ‘mensen die rechtschapen blijven’.
Lett.: ‘bij de hand vatten’.