Volgens Lukas 1:1-80

  • Openingswoorden aan Theofilus (1-4)

  • Gabriël voorspelt Johannes’ geboorte (5-25)

  • Gabriël voorspelt Jezus’ geboorte (26-38)

  • Maria bezoekt Elisabeth (39-45)

  • Maria looft Jehovah (46-56)

  • Geboorte en naam Johannes (57-66)

  • Zacharias’ profetie (67-80)

1  Velen hebben de moeite genomen om een verslag op te stellen van de gebeurtenissen die voor ons vaststaan.*+  Die zijn aan ons doorgegeven door degenen die vanaf het begin ooggetuigen+ en dienaren van de boodschap zijn geweest.+  Omdat ik alle dingen vanaf het begin nauwkeurig ben nagegaan, heb ook ik besloten ze in logische volgorde op te schrijven, geachte Theo̱filus,+  zodat u ervan overtuigd raakt dat de dingen waarin u mondeling bent onderwezen inderdaad betrouwbaar zijn.+  In de tijd dat Herodes*+ koning was van Judea, was er een priester die Zachari̱as heette, van de afdeling van Abi̱a.+ Hij was getrouwd met Elisabeth, die afstamde van Aäron.*  Ze waren allebei rechtvaardig in Gods ogen, omdat ze zich onberispelijk hielden aan* alle geboden en voorschriften van Jehovah.*  Maar ze hadden geen kinderen, want Elisabeth was onvruchtbaar en ze waren allebei al op leeftijd.  Op een bepaald moment deed Zachari̱as dienst als priester voor God omdat zijn afdeling+ aan de beurt was.  Hij was volgens het gebruik van de priesters aangewezen om het heiligdom van Jehovah* binnen te gaan en een reukoffer te brengen.+ 10  Op het uur waarop het reukoffer werd gebracht, stond de samengestroomde menigte buiten te bidden. 11  Toen verscheen Jehovah’s* engel aan hem, aan de rechterkant van het reukofferaltaar. 12  Zachari̱as schrok toen hij hem zag en werd bang. 13  Maar de engel zei tegen hem: ‘Wees niet bang, Zachari̱as, want je smeekgebed is verhoord. Je vrouw Elisabeth zal je een zoon schenken, en je moet hem Johannes noemen.+ 14  Je zult veel vreugde en blijdschap hebben, en veel mensen zullen blij zijn met zijn geboorte,+ 15  want hij zal groot zijn in de ogen van Jehovah.*+ Hij mag geen wijn of andere alcoholische drank drinken.+ Al vóór zijn geboorte zal hij vervuld zijn met heilige geest,+ 16  en hij zal veel Israëlieten* bij Jehovah,* hun God, terugbrengen.+ 17  Bovendien zal hij voor hem uit gaan met de geest en de kracht van Eli̱a+ om het hart van vaders tot kinderen+ terug te brengen en ongehoorzame mensen tot de praktische wijsheid van rechtvaardigen. Zo zal hij voor Jehovah* een volk voorbereiden.’+ 18  Zachari̱as zei tegen de engel: ‘Hoe kan ik daar zeker van zijn? Ik ben oud en ook mijn vrouw is al op leeftijd.’ 19  De engel antwoordde: ‘Ik ben Gabriël+ en ik ben altijd dicht bij God.*+ Hij heeft mij gestuurd om met je te spreken en je dit goede nieuws te vertellen. 20  Maar luister! Je zult zwijgen en niet kunnen praten tot de dag waarop deze dingen gebeuren, omdat je mijn woorden niet hebt geloofd. Toch zullen die op de vastgestelde tijd in vervulling gaan.’ 21  Intussen stonden de mensen buiten op Zachari̱as te wachten, en ze waren verbaasd dat hij zo lang in het heiligdom bleef. 22  Toen hij naar buiten kwam, kon hij niet praten en ze begrepen dat hij in het heiligdom een visioen had gehad.* Hij maakte steeds gebaren tegen ze maar kon niets zeggen. 23  Nadat de periode van zijn heilige* dienst was afgelopen, ging hij naar huis. 24  Niet lang daarna werd zijn vrouw Elisabeth zwanger, en ze leefde vijf maanden in afzondering. Ze zei: 25  ‘Dit heeft Jehovah* voor me gedaan. Hij heeft aan me gedacht en ervoor gezorgd dat de mensen me niet meer verachten.’+ 26  In haar zesde maand stuurde God de engel Gabriël+ naar Na̱zareth, een stad in Galilea, 27  naar een maagd+ die Maria heette. Ze was verloofd met Jozef, een man uit de familie van David.+ 28  Hij kwam bij haar en zei tegen haar: ‘Gegroet! Je bent bijzonder gezegend en Jehovah* is met je.’ 29  Ze schrok van wat hij zei en vroeg zich af wat die begroeting te betekenen had. 30  Daarom zei de engel: ‘Wees niet bang, Maria, want je geniet de gunst van God. 31  Luister! Je zult zwanger worden en een zoon krijgen,+ en je moet hem Jezus noemen.+ 32  Hij zal groot zijn+ en de Zoon van de Allerhoogste+ worden genoemd. Jehovah* God zal hem de troon van zijn vader David geven.+ 33  Hij zal voor eeuwig als Koning over het huis van Jakob regeren en aan zijn Koninkrijk zal geen eind komen.’+ 34  Maar Maria zei tegen de engel: ‘Hoe zal dat gebeuren? Want ik heb geen gemeenschap met een man.’+ 35  De engel antwoordde: ‘Heilige geest zal over je komen+ en kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw bedekken. Daarom zal het kind dat wordt geboren, heilig worden genoemd,+ Gods Zoon.+ 36  Ook je familielid Elisabeth is in verwachting van een zoon, ondanks haar hoge leeftijd. Er werd gedacht dat ze onvruchtbaar was, maar ze is nu al in haar zesde maand. 37  Voor God is niets onmogelijk.’*+ 38  Toen zei Maria: ‘Ik ben Jehovah’s* slavin! Laat het gebeuren zoals u hebt gezegd.’ Daarna ging de engel bij haar weg. 39  In die tijd vertrok Maria haastig naar het bergland, naar een stad in Juda. 40  Ze ging het huis van Zachari̱as binnen en begroette Elisabeth. 41  Toen Elisabeth Maria’s groet hoorde, sprong de baby op in haar buik. Elisabeth werd vervuld met heilige geest 42  en riep uit: ‘Gezegend ben jij onder de vrouwen! En gezegend is de vrucht van je buik! 43  Waar heb ik het aan te danken dat de moeder van mijn Heer bij mij komt? 44  Want toen ik je begroeting hoorde, sprong de baby van blijdschap op in mijn buik. 45  Gelukkig is ook zij die gelooft wat er tegen haar is gezegd, want Jehovah* zal al die dingen volledig in vervulling laten gaan.’ 46  Maria zei: ‘Mijn ziel* looft Jehovah.*+ 47  Mijn hart* kan alleen maar juichen om God, mijn Redder.+ 48  Want hij heeft oog gehad voor mij, een onbeduidende slavin.+ Voortaan zullen alle generaties me gelukkig prijzen,+ 49  omdat de Machtige grote dingen voor me heeft gedaan. Zijn naam is heilig,+ 50  en van generatie op generatie is hij barmhartig voor degenen die ontzag voor hem hebben.+ 51  Met zijn arm doet hij machtige daden. Trotse mensen* heeft hij verjaagd.+ 52  Heersers heeft hij van de troon gestoten+ en onbeduidende mensen heeft hij verhoogd.+ 53  Hij heeft hongerige mensen volop goede dingen gegeven+ en rijke mensen met lege handen weggestuurd. 54  Hij is zijn dienaar Israël te hulp gekomen en herinnert zich zijn barmhartigheid+ 55  voor Abraham en zijn nageslacht* voor eeuwig, zoals hij tegen onze voorouders heeft gezegd.’+ 56  Maria bleef ongeveer drie maanden bij haar en daarna ging ze terug naar huis. 57  Toen kwam het moment dat Elisabeth moest bevallen, en ze kreeg een zoon. 58  Haar buren en familieleden hoorden hoe barmhartig Jehovah* voor haar was geweest, en ze waren erg blij voor haar.+ 59  Op de achtste dag kwamen ze voor de besnijdenis van het kind.+ Ze wilden hem Zachari̱as noemen, naar zijn vader. 60  Maar zijn moeder zei: ‘Nee, hij moet Johannes worden genoemd.’ 61  ‘Maar er is niemand in je familie die zo heet’, zeiden ze. 62  Toen vroegen ze zijn vader door middel van gebaren hoe hij het kind wilde noemen. 63  Hij vroeg om een schrijfplankje en schreef daarop: ‘Johannes is zijn naam.’+ Iedereen stond verbaasd. 64  Meteen kon hij zijn mond en zijn tong weer bewegen. Hij begon te praten+ en loofde God. 65  Iedereen die in de omgeving woonde, was diep onder de indruk. In het hele bergland van Judea werd erover gepraat. 66  Het hield alle mensen die het hoorden bezig en ze zeiden bij zichzelf:* ‘Hoe zal het verdergaan met dit kind?’ Want het was duidelijk dat Jehovah* met hem was. 67  Zijn vader Zachari̱as werd vervuld met heilige geest en profeteerde: 68  ‘Jehovah,* de God van Israël,+ komt alle eer toe, want hij heeft aandacht gehad voor zijn volk en heeft hun bevrijding gebracht.+ 69  Hij heeft ons een hoorn van redding*+ gegeven uit het huis van zijn dienaar David.+ 70  Via zijn heilige profeten uit de oudheid heeft hij namelijk gezegd+ 71  dat hij ons zou redden van onze vijanden en van iedereen die ons haat.+ 72  Zoals hij onze voorvaders heeft beloofd, zal hij barmhartig voor ons zijn en terugdenken aan zijn heilige verbond,*+ 73  de eed die hij aan onze voorvader Abraham heeft gezworen.+ 74  Hij zal ons, nadat we van onze vijanden zijn bevrijd, het voorrecht geven om zonder angst heilige dienst voor hem te doen, 75  zodat we ons hele leven loyaal en rechtvaardig zijn in zijn ogen. 76  Maar jij, mijn kind, zult een profeet van de Allerhoogste worden genoemd, want je zult voor Jehovah* uit gaan om de weg voor hem vrij te maken.+ 77  Je zult zijn volk vertellen over redding door vergeving van hun zonden+ 78  dankzij het liefdevolle medegevoel van onze God. Dat medegevoel van boven zal zijn als het licht van de zonsopgang. 79  Het zal schijnen op degenen die leefden in het duister en in de schaduw van de dood,+ en het zal onze voeten leiden op de weg van vrede.’ 80  Het kind groeide op en werd sterk van geest. Hij bleef in de woestijn tot de dag waarop hij in het openbaar aan Israël verscheen.

Voetnoten

Of ‘waar we volledig van overtuigd zijn’.
Lett.: ‘uit de dochters van Aäron’.
Lett.: ‘wandelden in’.
Lett.: ‘zonen van Israël’.
Lett.: ‘die dicht voor God staat’.
Of ‘iets bovennatuurlijks had gezien’.
Of ‘openbare’.
Of ‘God kan alles vervullen wat hij zegt’.
Of ‘mijn hele wezen’. Zie Woordenlijst.
Of ‘geest’.
Of ‘mensen die hoogmoedig zijn in de bedoeling van hun hart’.
Lett.: ‘zaad’.
Lett.: ‘in hun hart’.
Of ‘een machtige redder’. Zie Woordenlijst ‘Hoorn’.