Prediker 5:1-20

  • Nader God met gepast ontzag (1-7)

  • Hoge in gaten gehouden door nog hogere (8, 9)

  • Rijkdom zinloos (10-20)

    • Wie van geld houdt, heeft nooit genoeg (10)

    • Arbeider slaapt goed (12)

5  Let op wat je doet* als je naar het huis van de ware God gaat.+ Je kunt beter naderen om te luisteren+ dan om te offeren zoals de dwazen,+ want ze beseffen niet dat het slecht is wat ze doen.  Wees niet te vlug met je woorden en spreek niet overhaast vanuit je hart voor de ware God.+ Want de ware God is in de hemel maar jij bent op aarde. Wees daarom zuinig met je woorden.+  Want te veel zorgen*+ leiden tot dromen en te veel woorden tot dwaas geklets.+  Als je een gelofte aan God doet, kom die dan zonder uitstel na,+ want hij is niet gesteld op dwazen.+ Kom je geloften na.+  Je kunt beter geen gelofte doen dan een gelofte niet nakomen.+  Laat niet toe dat je mond je* doet zondigen+ en zeg niet in het bijzijn van de engel* dat het een vergissing was.+ Waarom zou je de ware God kwaad maken met wat je zegt zodat hij het werk van je handen moet vernietigen?+  Want zoals veel zorgen tot dromen leiden,+ zo leiden veel woorden tot iets zinloos. Maar heb ontzag voor de ware God.+  Als je ziet dat de arme wordt onderdrukt en dat recht en rechtvaardigheid geweld wordt aangedaan in je gebied, verbaas je daar dan niet over.+ Want de hoge ambtenaar wordt in de gaten gehouden door iemand die hoger is dan hij, en er zijn anderen die nog hoger zijn dan zij.  Ook wordt de opbrengst van het land onder hen allemaal verdeeld. Zelfs de koning wordt gediend door het veld.+ 10  Wie van zilver houdt raakt nooit verzadigd van zilver en wie van rijkdom houdt niet van inkomsten.+ Ook dat is zinloos.+ 11  Hoe meer goede dingen, hoe meer mensen die ze opmaken.+ En wat heeft de eigenaar eraan? Hij kan er alleen met zijn ogen naar kijken.+ 12  De dienaar slaapt goed, of hij nu weinig eet of veel, maar de rijke kan door zijn overvloed niet slapen. 13  Ik zag iets onder de zon dat heel triest* was: iemand die rijkdommen oppot maar zichzelf daarmee schaadt. 14  Door een rampzalige onderneming* gaat die rijkdom verloren en wanneer hij vader wordt van een zoon, heeft hij geen bezit meer over.+ 15  Zo naakt als je uit de buik van je moeder bent gekomen, zo naakt zul je weer gaan, precies zoals je bent gekomen.+ En je kunt niets meenemen voor al je harde werk.+ 16  Ook dit is heel triest:* precies zoals je bent gekomen, zo zul je weer gaan. Dus wat heb je eraan om maar te blijven zwoegen voor de wind?+ 17  Ook eet je elke dag in duisternis, met veel frustratie, ziekte en ergernis.+ 18  Ik heb gezien dat dit goed en passend is: eten, drinken en genieten van al je harde werk+ en gezwoeg onder de zon tijdens de weinige levensdagen die de ware God je heeft gegeven, want dat is je beloning.*+ 19  En als de ware God een mens rijkdom en bezittingen geeft+ en hem in staat stelt ervan te genieten, dan moet hij zijn beloning nemen en blij zijn met zijn harde werk. Dat is een geschenk van God.+ 20  Hij zal nauwelijks merken dat de dagen van zijn leven voorbijgaan,* omdat de ware God hem bezighoudt met wat zijn hart blij maakt.+

Voetnoten

Lett.: ‘je voeten’.
Of ‘te veel dingen die je bezighouden’.
Lett.: ‘je vlees’.
Of ‘boodschapper’.
Of ‘een grote rampspoed’.
Of ‘bezigheid’.
Of ‘een grote rampspoed’.
Of ‘deel’.
Of ‘denken aan zijn levensdagen’.