Psalmen 58:1-11

  • Er is een God die de aarde oordeelt

    • Gebed om straf over slechten (6-8)

Voor de koorleider: op de wijs van ‘Vernietig niet’. Van David. Een miktam.* 58  Kunnen jullie over rechtvaardigheid spreken als jullie zwijgen?+ Kunnen jullie eerlijk oordelen, mensenzonen?+   Nee, in jullie hart zinnen jullie op onrecht+en jullie handen verspreiden geweld in het land.+   De slechten dwalen af* vanaf hun geboorte.* Onhandelbaar zijn ze, leugenaars vanaf de dag dat ze zijn geboren.   Hun gif is als het gif van slangen,+ze zijn doof als de cobra die zijn oren sluit.   Hij luistert niet naar de stem van bezweerders,hoe bedreven ze ook zijn met hun bezweringen.   O God, sla de tanden uit hun mond! Breek de kaken van die leeuwen,* o Jehovah!   Mogen ze verdwijnen als water dat wegvloeit. Laat God* zijn boog spannen en ze met zijn pijlen ten val brengen.   Mogen ze zijn als een slak die al kruipend oplost,als een doodgeboren kind dat de zon nooit ziet.   Voordat jullie kookpotten de hitte van de doornstruik voelen,zal God* de vochtige en de brandende twijg wegvagen als door een storm.+ 10  De rechtvaardige zal juichen omdat hij de wraak ziet,+zijn voeten zullen baden in het bloed van de slechten.+ 11  Dan zullen de mensen zeggen: ‘Er is toch een beloning voor de rechtvaardige.+ Er is inderdaad een God die op aarde oordeelt.’+

Voetnoten

Of ‘zijn ontaard’.
Lett.: ‘vanaf de moederschoot’.
Of ‘jonge leeuwen met manen’.
Lett.: ‘hij’.
Lett.: ‘hij’.