De eerste brief aan Timotheüs 1:1-20

  • Groet (1, 2)

  • Waarschuwing voor valse leraren (3-11)

  • Onverdiende goedheid voor Paulus (12-16)

  • Koning van de eeuwigheid (17)

  • ‘Voer de goede strijd’ (18-20)

1  Van Paulus, een apostel van Christus Jezus op bevel van God, onze Redder, en van Christus Jezus, onze hoop.+  Aan Timotheüs,*+ een echt kind+ in het geloof. Ik wens je onverdiende goedheid, barmhartigheid en vrede toe van God, de Vader, en van Christus Jezus, onze Heer.  Toen ik op het punt stond naar Macedonië te gaan, heb ik je aangemoedigd in E̱feze te blijven, en dat doe ik nu weer. Dan kun je bepaalde personen gebieden om geen andere leer te brengen  en geen aandacht te besteden aan verzinsels+ en aan geslachtsregisters. Zulke dingen lopen op niets uit.+ Ze leiden alleen maar tot speculaties en bieden niet iets van God tot opbouw van geloof.  Ik geef je die opdracht met als doel liefde+ uit een rein hart, uit een goed geweten en uit geloof+ zonder huichelarij.  Sommigen zijn daarvan afgeweken en hebben zich tot zinloos gepraat gekeerd.+  Ze willen leraren+ van de wet zijn, maar ze begrijpen niet eens wat ze zeggen of wat ze zo stellig beweren.  Maar wij weten dat de wet goed is als je die correct* toepast,  en we beseffen dat de wet niet voor rechtvaardige mensen is gemaakt maar voor wetteloze+ en opstandige mensen, goddelozen en zondaars, mensen die ontrouw zijn* en spotten met wat heilig is, degenen die hun vader of moeder of anderen vermoorden, 10  seksueel immorele* mensen, mannen die homoseksualiteit bedrijven,* ontvoerders, leugenaars en plegers van meineed.* De wet is voor alles wat in strijd is met de gezonde* leer,+ 11  die in overeenstemming is met het glorieuze goede nieuws van de gelukkige God dat mij werd toevertrouwd.+ 12  Ik ben Christus Jezus, onze Heer, dankbaar. Hij heeft me kracht gegeven en me een dienst toegewezen+ omdat hij me trouw heeft bevonden, 13  hoewel ik vroeger een lasteraar, een vervolger en een onbeschaamd mens was.+ Toch werd mij barmhartigheid bewezen omdat ik in onwetendheid en ongeloof handelde. 14  De onverdiende goedheid van onze Heer is buitengewoon groot geweest, samen met geloof en de liefde die in Christus Jezus is. 15  Deze woorden zijn betrouwbaar en verdienen volledige instemming: Christus Jezus is in de wereld gekomen om zondaars te redden.+ Van hen ben ik de ergste.+ 16  Maar mij werd barmhartigheid bewezen zodat Christus Jezus via mij als het ergste geval al zijn geduld zou kunnen tonen. Zo ben ik een voorbeeld geworden voor degenen die hun geloof op hem zullen bouwen om eeuwig leven te krijgen.+ 17  Aan de Koning van de eeuwigheid,+ onvergankelijk,+ onzichtbaar,+ de enige God,+ komt voor altijd en eeuwig eer en glorie toe. Amen. 18  Timotheüs, mijn kind, ik vertrouw je deze opdracht toe in harmonie met de profetieën die over jou zijn uitgesproken. Blijf op grond daarvan de goede strijd voeren+ 19  en behoud het geloof en een goed geweten.+ Sommigen hebben hun geweten opzijgeschoven, waardoor hun geloof schipbreuk heeft geleden. 20  Onder hen bevinden zich Hymene̱üs+ en Alexander. Ik heb ze aan Satan overgeleverd+ zodat ze door correctie* leren niet te lasteren.

Voetnoten

Bet.: ‘vereerder van God’.
Lett.: ‘wettig’.
Of ‘geen loyale liefde hebben’.
Of ‘zij die vals zweren’.
Of ‘nuttige’.
Of ‘mannen die seks hebben met mannen’. Lett.: ‘mannen die bij mannen liggen’.