Het tweede boek Kronieken 8:1-18

  • Salomo’s andere bouwprojecten (1-11)

  • Organisatie aanbidding in tempel (12-16)

  • Salomo’s vloot (17, 18)

8  Salomo bouwde het huis van Jehovah en zijn eigen huis* in 20 jaar.+  Daarna herbouwde Salomo de steden die Hi̱ram+ hem had gegeven en liet daar Israëlieten* wonen.  Bovendien rukte Salomo op naar Ha̱math-Zo̱ba en nam het in.  Hij versterkte* Ta̱dmor in de woestijn en alle voorraadsteden+ die hij in Ha̱math+ had gebouwd.  Ook maakte hij van Hoog-Beth-Ho̱ron+ en Laag-Beth-Ho̱ron+ vestingsteden met muren, poorten en grendels.  Salomo versterkte Ba̱älath+ en al Salomo’s voorraadsteden, alle steden voor de wagens+ en de steden voor de ruiters. Salomo bouwde alles wat hij maar wilde in Jeruzalem, op de Libanon en in heel zijn rijk.  Degenen die waren overgebleven van de Hethieten, de Amorieten, de Ferezieten, de Hevieten en de Jebusieten,+ die geen deel uitmaakten van Israël,+  hun afstammelingen die nog in het land waren — die de Israëlieten niet hadden uitgeroeid+ — werden allemaal door Salomo opgeroepen om voor hem te werken, tot op de dag van vandaag.+  Maar Salomo maakte geen Israëlieten tot slaaf voor zijn werk,+ want zij waren zijn soldaten, de hoofden van zijn adjudanten en de bevelhebbers van zijn wagenmenners en ruiters.+ 10  Er waren 250 hoofdopzichters van koning Salomo, voormannen over het werkvolk.+ 11  Ook bracht Salomo de dochter van de farao+ van de Stad van David naar het huis dat hij voor haar had laten bouwen.+ Want hij zei: ‘Hoewel ze mijn vrouw is, kan ze niet in het huis van koning David van Israël wonen, want de plaatsen waar de ark van Jehovah heeft gestaan, zijn heilig.’+ 12  Toen bracht Salomo brandoffers+ aan Jehovah op het altaar+ van Jehovah dat hij vóór de voorhal had gebouwd.+ 13  Hij volgde de dagelijkse routine en bracht offers zoals Mozes had voorgeschreven voor de sabbatten,+ de nieuwemaansvieringen+ en de drie jaarlijkse feesten+ — het Feest van het Ongezuurde Brood,+ het Wekenfeest+ en het Loofhuttenfeest.+ 14  Verder deelde hij de afdelingen van de priesters+ in voor hun diensten zoals zijn vader David had bepaald. Hij deelde de Levieten in voor hun taken om te loven+ en te dienen in aanwezigheid van de priesters volgens de dagelijkse routine. En hij deelde de afdelingen van de poortwachters in voor de verschillende poorten.+ Want dat had David, de man van de ware God, geboden. 15  Ze hielden zich precies aan alle geboden van de koning voor de priesters en de Levieten, ook aan de geboden die te maken hadden met de opslagplaatsen. 16  Al het werk van Salomo werd dus goed georganiseerd,* vanaf de dag dat het fundament van het huis van Jehovah werd gelegd+ totdat het af was. Zo werd het huis van Jehovah voltooid.+ 17  Toen ging Salomo naar E̱zeon-Ge̱ber+ en naar E̱loth+ aan de kust in het land Edom.+ 18  Hi̱ram+ stuurde hem met medewerking van zijn eigen dienaren schepen en ervaren zeelieden. Die gingen samen met Salomo’s dienaren naar O̱fir+ en namen vandaar 450 talenten* goud+ mee voor koning Salomo.+

Voetnoten

Of ‘paleis’.
Lett.: ‘zonen van Israël’.
Of ‘herbouwde’.
Of ‘goed gepland’, ‘volledig uitgevoerd’.
Een talent woog 34,2 kg. Zie App. B14.