Ezechiël 23:1-49

  • Twee ontrouwe zussen (1-49)

    • Ohola met Assyrië (5-10)

    • Oholiba met Babylon en Egypte (11-35)

    • Twee zussen gestraft (36-49)

23  Het woord van Jehovah kwam opnieuw tot mij:  ‘Mensenzoon, er waren eens twee vrouwen, dochters van dezelfde moeder.+  Ze werden hoeren in Egypte.+ Van jongs af aan bedreven ze prostitutie. Hun borsten werden daar betast, hun maagdelijke borsten werden gestreeld.  De naam van de oudste was Oho̱la* en haar zus heette Oho̱liba.* Ze werden de mijne en kregen zonen en dochters. Wat hun namen betreft: Oho̱la is Sama̱ria+ en Oho̱liba is Jeruzalem.  Oho̱la ging zich als hoer aanbieden+ terwijl ze mij toebehoorde. Ze hunkerde naar haar hartstochtelijke minnaars,+ de naburige Assyriërs.+  Het waren gouverneurs in het blauw gekleed en bestuurders — allemaal aantrekkelijke jonge mannen, ruiters op paarden.  Ze bleef prostitutie bedrijven met heel de elite van de Assyriërs. Ze verontreinigde zich+ met de walgelijke afgoden* van degenen naar wie ze hunkerde.  De prostitutie die ze in Egypte bedreef gaf ze niet op, want in haar jeugd hadden ze bij haar gelegen, en ze streelden haar maagdelijke borsten en stortten hun lust* over haar uit.+  Daarom gaf ik haar in handen van haar hartstochtelijke minnaars, de zonen van Assyrië,+ naar wie ze had gehunkerd. 10  Die ontblootten haar naaktheid,+ grepen haar zonen en dochters+ en doodden haar met het zwaard. Ze voltrokken het oordeel aan haar, en ze werd berucht bij de vrouwen. 11  Toen haar zus Oho̱liba het zag, werd haar lust zelfs nog verdorvener. Haar prostitutie was nog erger dan die van haar zus.+ 12  Ze hunkerde naar de naburige Assyriërs,+ de gouverneurs en bestuurders in prachtige kleding, ruiters op paarden — allemaal aantrekkelijke jonge mannen. 13  Toen ze zich verontreinigde, zag ik dat beide zussen dezelfde weg gingen.+ 14  Maar ze ging nog verder met haar daden van prostitutie. Ze zag mannen in de muur gegrift, afbeeldingen van Chaldeeën in vermiljoen,* 15  met gordels om hun middel en wapperende tulbanden op hun hoofd. Ze zagen eruit als krijgers en beeldden Babyloniërs af, geboren in het land van de Chaldeeën. 16  Ze ging naar hen hunkeren zodra ze hen zag, en ze stuurde boodschappers naar hen in Chalde̱a.+ 17  De zonen van Babylon kwamen steeds naar haar liefdesbed en verontreinigden haar met hun lust.* Nadat ze door hen verontreinigd was, keerde ze* zich vol walging van hen af. 18  Toen ze schaamteloos doorging met haar prostitutie en het ontbloten van haar naaktheid,+ keerde ik mij vol walging van haar af, net zoals ik* mij vol walging van haar zus had afgekeerd.+ 19  En ze vermenigvuldigde haar daden van prostitutie+ en dacht terug aan de dagen van haar jeugd, toen ze zich in Egypte als hoer aanbood.+ 20  Ze hunkerde naar hen als de bijvrouwen van mannen met een geslachtsdeel als dat van ezels en geslachtsorganen als die van hengsten. 21  Je verlangde naar het schandelijke* gedrag van je jeugd in Egypte,+ toen ze je borsten streelden, de borsten van je jeugd.+ 22  Daarom, Oho̱liba, zegt de Soevereine Heer Jehovah: “Ik zet je minnaars tegen je op,+ van wie je* je vol walging hebt afgekeerd. Ik zal ze van alle kanten tegen je brengen:+ 23  de zonen van Babylon+ en alle Chaldeeën,+ de mannen van Pe̱kod,+ So̱a en Ko̱a, samen met alle zonen van Assyrië. Het zijn allemaal aantrekkelijke jonge mannen, gouverneurs en bestuurders, geselecteerde strijders,* allemaal ruiters op paarden. 24  Ze zullen je aanvallen met veel strijdwagens en met een groot aantal troepen, met grote en kleine schilden* en helmen. Ze zullen je van alle kanten omsingelen, en ik zal ze machtigen het oordeel te vellen. Ze zullen je oordelen naar eigen inzicht.+ 25  Ik zal mijn verontwaardiging tegen je uiten, en ze zullen in hun woede tegen je optreden. Ze zullen je neus en je oren afsnijden, en wie van jullie overblijven zullen vallen door het zwaard. Ze zullen je zonen en dochters wegvoeren, en wie van jullie overblijven zullen door het vuur worden verteerd.+ 26  Ze zullen je kleren uittrekken+ en je je prachtige sieraden afnemen.+ 27  Ik zal een eind maken aan je schandelijke gedrag en je prostitutie,+ waarmee je in Egypte begon.+ Je zult niet meer naar ze kijken en niet meer aan Egypte terugdenken.” 28  Want dit zegt de Soevereine Heer Jehovah: “Ik ga je in handen geven van degenen die je haat, van wie je* je vol walging hebt afgekeerd.+ 29  Ze zullen vol haat tegen je optreden en je alles afnemen waarvoor je gezwoegd hebt+ en je helemaal naakt achterlaten. De schaamteloze naaktheid van je immoraliteit, je schandelijke gedrag en je prostitutie zullen zichtbaar worden.+ 30  Deze dingen zullen je worden aangedaan omdat je als een hoer achter de volken aan bent gegaan,+ omdat je jezelf hebt verontreinigd met hun walgelijke afgoden.+ 31  Je hebt dezelfde weg gevolgd als je zus,+ en ik zal je haar beker in de hand geven.”+ 32  Dit zegt de Soevereine Heer Jehovah: “Je zult de diepe en wijde beker van je zus drinken+en je wordt een mikpunt van spot en gelach, waar de beker vol van is.+ 33  Je zult vol worden van dronkenschap en verdriet,door een beker van afschuw en verwoesting,de beker van je zus Sama̱ria. 34  Je moet hem drinken en leegslurpen+ en op zijn scherven* knagenen daarna je borsten afrukken. ‘Want ikzelf heb gesproken’, verklaart de Soevereine Heer Jehovah.” 35  Daarom zegt de Soevereine Heer Jehovah: “Omdat je mij bent vergeten en mij volledig hebt genegeerd,*+ zul je de consequenties dragen van je schandelijke gedrag en je daden van prostitutie.”’ 36  Jehovah zei vervolgens tegen me: ‘Mensenzoon, ga je het oordeel uitspreken over Oho̱la en Oho̱liba+ en ze confronteren met hun walgelijke praktijken? 37  Ze hebben overspel* gepleegd+ en er kleeft bloed aan hun handen. Ze hebben niet alleen overspel gepleegd met hun walgelijke afgoden, maar ze hebben ook de zonen die ze mij hadden gebaard verbrand — als voedsel voor hun afgoden.+ 38  Bovendien hebben ze mij dit aangedaan: Ze hebben op die dag mijn heiligdom verontreinigd en ze hebben mijn sabbatten ontheiligd. 39  Nadat ze hun zonen hadden geslacht voor hun walgelijke afgoden,+ kwamen ze op dezelfde dag in mijn heiligdom om het te ontwijden.+ Dat hebben ze in mijn eigen huis gedaan. 40  Ze stuurden zelfs een boodschapper om mannen van ver weg uit te nodigen.+ Toen die kwamen, ging je je wassen, je ogen opmaken en je met sieraden tooien.+ 41  Je ging zitten op een prachtig rustbed,+ met een gedekte tafel ervoor+ waarop je mijn wierook+ en mijn olie+ zette. 42  Daar was het geluid te horen van een zorgeloze menigte mannen, onder wie dronkaards die uit de woestijn waren gehaald. Ze deden armbanden om de polsen van de vrouwen en prachtige kronen op hun hoofd. 43  Toen zei ik over de vrouw die versleten was van overspel: “Nu zal ze doorgaan met haar prostitutie.” 44  Dus bleven ze bij haar komen, zoals men naar een hoer gaat. Zo kwamen ze bij Oho̱la en bij Oho̱liba, vrouwen van schandelijk gedrag. 45  Maar rechtvaardige mannen zullen over haar het oordeel vellen dat geldt voor overspel+ en bloedvergieten,+ want overspeelsters zijn het en er kleeft bloed aan hun handen.+ 46  Dit zegt de Soevereine Heer Jehovah: “Een leger zal tegen ze optrekken om ze tot een schrikbeeld te maken en tot iets om te plunderen.+ 47  Het leger zal stenen naar ze slingeren+ en ze neerhakken met hun zwaarden. Ze zullen hun zonen en dochters doden+ en hun huizen platbranden.+ 48  Ik zal een eind maken aan het schandelijke gedrag in het land, en alle vrouwen zullen een les leren en jullie schandelijke gedrag niet navolgen.+ 49  Ze zullen jullie de consequenties laten dragen van jullie schandelijke gedrag en jullie zonden met je walgelijke afgoden. En jullie zullen moeten weten dat ik de Soevereine Heer Jehovah ben.”’+

Voetnoten

Bet.: ‘mijn tent is in haar’.
Bet.: ‘haar tent’.
De Hebreeuwse term is misschien verwant aan een woord voor uitwerpselen en werd gebruikt als een uiting van minachting.
Of ‘immorele gemeenschap’.
Of ‘rood’.
Of ‘immorele gemeenschap’.
Of ‘haar ziel’.
Of ‘mijn ziel’.
Of ‘obscene’.
Of ‘je ziel’.
Lett.: ‘strijders en opgeroepenen’.
Het kleine schild werd vaak door boogschutters gedragen.
Of ‘je ziel’.
Lett.: ‘scherven van aardewerk’.
Lett.: ‘mij achter je rug hebt geworpen’.
D.w.z. geestelijk overspel.