Exodus 26:1-37

  • De tabernakel (1-37)

    • De tentkleden (1-14)

    • De paneellijsten en de voetstukken (15-30)

    • Het gordijn en de afscherming (31-37)

26  De tabernakel+ moet je maken van tien tentkleden van getwijnd fijn linnen, blauw draad, purperen wol en scharlakenrood draad. Er moeten figuren van geborduurde cherubs+ op aangebracht worden.+  Alle tentkleden moeten dezelfde afmetingen hebben:+ elk tentkleed moet 28 el* lang en 4 el breed zijn.  Maak vijf tentkleden aan elkaar vast, zodat die één reeks vormen, en maak ook de andere vijf tentkleden aan elkaar vast in een reeks.  Maak lussen van blauw draad aan de rand van het tentkleed aan het eind van de ene reeks. Doe hetzelfde aan de buitenste rand van de andere reeks waar ze zullen samenkomen.  Maak 50 lussen aan het ene tentkleed en 50 lussen aan de rand van het andere tentkleed, zodat de lussen tegenover elkaar zitten op de plek waar de tentkleden samenkomen.  Je moet 50 gouden haken maken en de tentkleden met de haken aan elkaar vastmaken, zodat de tabernakel één geheel wordt.+  Maak ook kleden van geitenhaar+ voor de tent die over de tabernakel heen komt. Je moet 11 tentkleden maken.+  De 11 tentkleden moeten dezelfde afmetingen hebben: elk tentkleed moet 30 el lang en 4 el breed zijn.  Maak vijf tentkleden aan elkaar vast en doe hetzelfde met de andere zes tentkleden. Het zesde tentkleed, aan de voorkant van de tent, moet je omslaan. 10  Maak 50 lussen aan de rand van het ene tentkleed, het buitenste in de reeks, en 50 lussen aan de rand van het andere tentkleed, op de plek waar ze samenkomen. 11  Maak 50 koperen haken en steek de haken door de lussen om de tentkleden met elkaar te verbinden, zodat het één geheel wordt. 12  Van het deel van de tentkleden dat overblijft, moet de helft aan de achterkant van de tabernakel overhangen. 13  Aan beide zijkanten blijft in de lengte één el van de kleden over. Laat die gedeelten afhangen om de tabernakel te bedekken. 14  Maak voor de tent ook een dekkleed van roodgeverfde ramsvellen en daaroverheen een dekkleed van robbenvellen.+ 15  Voor de wanden van de tabernakel moet je rechtopstaande paneellijsten+ van acaciahout maken.+ 16  Elke paneellijst moet tien el hoog zijn en anderhalve el breed. 17  Voorzie elke paneellijst van twee pinnen* die naast elkaar zitten.* Zo moet je alle paneellijsten van de tabernakel maken. 18  Maak 20 paneellijsten voor de zuidkant van de tabernakel. 19  Maak onder die 20 paneellijsten 40 zilveren voetstukken:*+ twee voetstukken waarin de twee pinnen van de eerste paneellijst passen en twee voetstukken waarin de twee pinnen van elke volgende paneellijst passen.+ 20  Maak ook voor de andere kant van de tabernakel, de noordkant, 20 paneellijsten 21  met de bijbehorende 40 zilveren voetstukken: twee voetstukken onder de eerste paneellijst en twee voetstukken onder elke volgende paneellijst. 22  Voor de achterwand van de tabernakel, aan de westkant, moet je zes paneellijsten maken.+ 23  Maak ook twee paneellijsten die als hoekstijlen kunnen dienen voor de achterkant van de tabernakel. 24  Ze moeten uit twee delen bestaan die bovenaan bij de eerste ring samenkomen. Zo moeten beide paneellijsten gemaakt worden om de twee hoekstijlen te vormen. 25  Er moeten dus acht paneellijsten zijn met 16 zilveren voetstukken: twee voetstukken onder de eerste paneellijst en twee voetstukken onder elke volgende paneellijst. 26  Maak stangen van acaciahout: vijf voor de paneellijsten aan de ene kant van de tabernakel,+ 27  vijf voor de paneellijsten aan de andere kant van de tabernakel en vijf voor de paneellijsten aan de westkant, de achterwand van de tabernakel. 28  De middelste stang moet van de ene naar de andere kant over het midden van de paneellijsten lopen. 29  Bekleed de paneellijsten met goud+ en maak als houders voor de stangen ringen van goud. Ook de stangen moet je met goud bekleden. 30  Maak de tabernakel volgens het voorbeeld dat je op de berg is getoond.+ 31  Je moet een gordijn+ maken van blauw draad, purperen wol, scharlakenrood draad en getwijnd fijn linnen. Er moeten cherubs op geborduurd worden. 32  Hang het aan vier zuilen van acaciahout die met goud bekleed zijn. De bijbehorende haken moeten van goud zijn en de zuilen moeten op vier zilveren voetstukken staan. 33  Hang het gordijn op onder de haken* en breng de ark van de getuigenis+ daarheen, achter het gordijn. Het gordijn zal voor jullie een scheiding zijn tussen het heilige+ en het allerheiligste.+ 34  Leg het deksel op de ark van de getuigenis in het allerheiligste. 35  Zet de tafel voor het gordijn. De lampenstandaard+ moet aan de zuidkant van de tabernakel komen, tegenover de tafel, die aan de noordkant moet staan. 36  Maak een afscherming* voor de ingang van de tent, geweven van blauw draad, purperen wol, scharlakenrood draad en getwijnd fijn linnen.+ 37  Maak voor de afscherming vijf zuilen van acaciahout en bekleed ze met goud. Voorzie ze van gouden haken en giet er vijf koperen voetstukken voor.

Voetnoten

Een el was 44,5 cm. Zie App. B14.
Of ‘tappen’. Of mogelijk ‘stijlen’.
Of ‘met elkaar verbonden zijn’.
D.w.z. voetstukken met een gat waarin een pin paste.
Blijkbaar de haken waarmee de tentkleden met elkaar verbonden werden.
Of ‘gordijn’.