Exodus 28:1-43

  • Priesterkleding (1-5)

  • De efod (6-14)

  • De borsttas (15-30)

    • Urim en tummim (30)

  • De mouwloze mantel (31-35)

  • Tulband met gouden plaat (36-39)

  • Andere priesterkleding (40-43)

28  Laat van de Israëlieten je broer Aäron bij je komen, samen met zijn zonen, zodat hij mij als priester kan dienen:+ Aäron,+ samen met Na̱dab, Abi̱hu,+ Elea̱zar en I̱thamar,+ de zonen van Aäron.+  Maak voor je broer Aäron heilige kleding, prachtige kleding die hem aanzien geeft.+  Spreek met iedereen die vaardigheden heeft,* degenen die ik de geest van wijsheid gegeven heb.+ Zij moeten Aärons kleding maken voor zijn heiliging, zodat hij mij als priester kan dienen.  Ze moeten de volgende kledingstukken maken: een borsttas,+ een efod,+ een mouwloze mantel,+ een geruit gewaad, een tulband+ en een sjerp.+ Ze moeten de heilige kleding maken voor je broer Aäron en zijn zonen, zodat hij mij als priester kan dienen.  Hiervoor moeten de bekwame werkers het goud, het blauwe draad, de purperen wol, het scharlakenrode draad en het fijne linnen gebruiken.  De efod moeten ze maken van goud, blauw draad, purperen wol, scharlakenrood draad en getwijnd fijn linnen, met borduurwerk.+  De efod moet twee schouderstukken hebben die de beide uiteinden met elkaar verbinden.  De geweven gordel,*+ die aan de efod bevestigd wordt om hem goed op zijn plek te houden, moet van dezelfde materialen worden gemaakt: goud, blauw draad, purperen wol, scharlakenrood draad en getwijnd fijn linnen.  Neem twee onyxstenen+ en graveer daarin de namen van de zonen van Israël,+ 10  zes namen in de ene steen en de overige zes namen in de andere steen, op volgorde van hun geboorte. 11  Een steensnijder moet de namen van de zonen van Israël in de twee stenen graveren zoals bij een zegel.+ Daarna moet je de stenen in gouden zettingen laten vatten. 12  Je moet de twee stenen op de schouderstukken van de efod bevestigen als gedenkstenen voor de zonen van Israël,+ en Aäron moet hun namen vóór Jehovah als een herinnering op zijn beide schouderstukken dragen. 13  Maak zettingen van goud 14  en twee kettinkjes van zuiver goud, in de vorm van een gevlochten koord,+ en bevestig de gevlochten kettinkjes aan de zettingen.+ 15  Laat een borduurder de borsttas van de rechtspraak maken.+ Die moet net als de efod gemaakt worden van goud, blauw draad, purperen wol, scharlakenrood draad en getwijnd fijn linnen.+ 16  Als de borsttas dubbelgevouwen is, moet hij vierkant zijn, een span* lang en een span breed. 17  Zet er vier rijen stenen op. De eerste rij: robijn, topaas en smaragd. 18  De tweede rij: turkoois, saffier en jaspis. 19  De derde rij: lesjem,* agaat en amethist. 20  De vierde rij: chrysoliet, onyx en jade. Ze moeten in gouden zettingen gevat worden. 21  De stenen komen overeen met de namen van de 12 zonen van Israël. Elke steen moet gegraveerd worden zoals een zegel, waarbij elke naam een van de 12 stammen vertegenwoordigt. 22  Maak aan de borsttas gevlochten kettinkjes, als koorden van zuiver goud.+ 23  Je moet twee gouden ringen voor de borsttas maken en die aan de beide hoeken* van de borsttas bevestigen. 24  Steek de twee gouden koorden door de twee ringen aan de hoeken van de borsttas. 25  Haal de beide uiteinden van de twee koorden door de twee zettingen en bevestig ze aan de schouderstukken van de efod, aan de voorkant. 26  Maak twee gouden ringen en bevestig die aan de beide hoeken* op de binnenrand van de borsttas, aan de kant van de efod.+ 27  Maak nog twee gouden ringen aan de voorkant van de efod, onder de twee schouderstukken, vlak bij de verbinding, boven de geweven gordel van de efod.+ 28  De borsttas moet op zijn plek gehouden worden met een blauw koord dat de ringen van de borsttas verbindt met de ringen van de efod. Zo blijft de borsttas op zijn plek op de efod, boven de geweven gordel. 29  Aäron moet de namen van de zonen van Israël op de borsttas van de rechtspraak op zijn hart dragen wanneer hij het heilige binnengaat, als een constante herinnering in aanwezigheid van Jehovah. 30  Je moet de urim en de tummim*+ in de borsttas van de rechtspraak leggen, en ze moeten op Aärons hart zijn wanneer hij voor Jehovah verschijnt. Aäron moet dit middel om recht te spreken over de Israëlieten altijd op zijn hart dragen in Jehovah’s aanwezigheid. 31  De mouwloze mantel voor onder de efod moet je helemaal van blauw draad maken.+ 32  In het midden moet een halsopening* zijn. De wever moet rondom de opening een rand weven zoals die van een borstpantser,* om inscheuren te voorkomen. 33  Op de hele zoom moet je granaatappels aanbrengen van blauw draad, purperen wol en scharlakenrood draad, met gouden belletjes ertussen. 34  Je moet een gouden belletje afwisselen met een granaatappel, om en om, op de hele zoom van de mantel. 35  Aäron moet de mantel dragen als hij dienst doet, en het geluid ervan moet gehoord worden wanneer hij het heiligdom binnengaat om voor Jehovah te verschijnen en wanneer hij naar buiten komt, zodat hij niet sterft.+ 36  Je moet een blinkende plaat van zuiver goud maken en daarin, zoals bij een zegel, graveren: “Heiligheid behoort Jehovah toe.”+ 37  Maak de plaat met een blauw koord aan de tulband vast,+ en zorg dat die op de voorkant van de tulband blijft zitten. 38  De plaat moet op Aärons voorhoofd komen, en Aäron moet de verantwoordelijkheid dragen als iemand zondigt tegen de heilige dingen,+ die de Israëlieten hebben opgedragen door ze als een heilig offer aan te bieden. De plaat moet altijd op zijn voorhoofd blijven, zodat ze Jehovah’s goedkeuring kunnen krijgen. 39  Je moet het geruite gewaad weven van fijn linnen. Maak ook een tulband van fijn linnen en een geweven sjerp.+ 40  En maak voor Aärons zonen prachtige gewaden, sjerpen en hoofddeksels,+ die hun aanzien geven.+ 41  Laat je broer Aäron en zijn zonen die kleding aantrekken, en je moet hen zalven,+ installeren*+ en heiligen, en ze zullen mij als priester dienen. 42  Maak ook korte broeken* van linnen voor ze om hun naaktheid* te bedekken.+ De broeken moeten van de heupen tot op de dijen reiken. 43  Aäron en zijn zonen moeten die dragen als ze de tent van samenkomst binnengaan of als ze bij het altaar komen om in de heilige plaats dienst te doen. Anders zullen ze schuld op zich laden en sterven. Het is een blijvend voorschrift voor hem en zijn nageslacht.*

Voetnoten

Lett.: ‘wijzen van hart’.
Of ‘band’.
D.w.z. de span van de hand, zo’n 22 cm. Zie App. B14.
Een edelsteen, mogelijk barnsteen, hyacint, opaal of toermalijn.
D.w.z. de bovenhoeken.
D.w.z. de benedenhoeken.
Of ‘een opening voor het hoofd’.
Of ‘maliënkolder’, ‘wapenrok’.
Lett.: ‘hun hand vullen’.
Of ‘onderkleding’.
Lett.: ‘vlees’.
Lett.: ‘zaad’.